voegd secretaris fungeerde de heer J. Th. van Taalingen; van het secretariaat maak ten voorts deel uit Mej. Mr. C. A. Krietemeijer, de heer L. Claassen en de heer A. M. A. de Haan, allen verbonden aan het Bondsbureau. Het Bestuur vergaderde nagenoeg eenmaal per twee maanden, in totaal zeven maal. In de eerste vergadering, begin januari, werd het Bestuur geconfronteerd met een gezien de middelen onevenredige hoeveelheid aanvragen. Onder afwijzing van een aantal niet voor financiële bijdragen in aanmerking komende projecten, werden ten behoeve van onderscheiden films positieve principe beslissingen genomen en werden enige andere projecten, in afwachting van de ontwikkeling van de midde lenpositie van het Fonds, aangehouden. Mede door verruiming van de middelen uit terugbetalingen en een incidentele extra subsidie van het Ministerie kon aan laatstbedoelde projecten evenals aan enige later ingediende projecten in de loop van het jaar een bijdrage worden verleend. Na completering van de stukken volg den allengs op de principebeslissingen definitieve beslissingen. In totaal werd in het verslagjaar aan 9 hoofdfilms waaronder een Belgisch- Nederlandse co-produktie en 2 jeugdfilms een financiële bijdrage in de produk- tiekosten toegekend. Zes van deze films ontvingen tevens een Cinetone-krediet. Drie van de vorenbedoelde films, waaronder één van de jeugdfilms, zijn nog in het verslagjaar in première gegaan. Ten behoeve van de voorbereidingskosten van een vijftal projecten werd de pro ducenten een voorschot uitbetaald. Een tiental schrijvers en filmers werd het finan cieel mogelijk gemaakt een uitvoerig scenario uit te werken. Een scène uit de jeugdfilm „Oom Ferdinand en de toverdrank" van Karst van der Meulen (Castor Film).

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 15