1 juli bedroeg 3 met een vloer van 37,50 per maand. De volgende prijscom pensatie die per 1 oktober van kracht werd, beliep 3,9 met een vloer van f 45,per maand. Intussen was verschil van mening ontstaan over een aanvullende compensatie van 1,98 per 1 april, gebaseerd op kostenstijgingen in het laatste kwartaal van 1973. Deze zaak werd in september aan de Minister van Sociale Zaken voorgelegd die daarop pas in november positief reageerde. Hierdoor ontstond de noodzaak om tegen het einde van het verslagjaar de loontabellen voor de derde maal te hierzien en wel voor een deel met terugwerkende kracht tot 1 april. Tussen de bedrijven door was het wettelijk minimum loon opnieuw fors opgetrok ken en wel met 6,5 per 1 januari, 2!/2 per 1 april en 10,7 per 1 juli. Tegen het einde van het verslagjaar was bekend dat per 1 januari 1975 een verhoging van 5,3 te verwachten viel. Het vorenstaande betekent in geld, dat het minimum loon per 1 januari 1974 bedroeg 1.049,10 per maand en per 1 januari 1975 1.254,50. Ten aanzien van de secundaire arbeidsvoorwaarden bleven de verbeteringen be perkt tot de uitbreiding van de jaarlijkse vakantie met een dag voor werknemers die langer dan een jaar in dienst zijn. Reeds vroeger was afgesproken om door etappe- gewijzigde vakantie-uitbreiding (met een dag per jaar) in 1976 te komen tot een minimum van 20 werkdagen vakantie per jaar (4 weken). De vakantietoeslag bleef gehandhaafd op 7 en een voorstel om op het gebied van overwerk beperkende regels te stellen haalde de eindstreep niet. Voor de naaste toekomst is overeengekomen, dat op basis van het indexerings- cijfer over december 1974 ten opzichte van juni 1974 de lonen per 1 april 1975 aangepast zullen worden. Deze compensatie zal op jaarbasis tenminste 160, per procent bedragen. Er kwam in 1974 van het Loonbureau een verzoek om advies binnen inzake werk tijdverkorting in een bioscoop, die wegens verbouwing een aantal weken moest sluiten. Op dit verzoek is positief gereageerd waarna de vereiste vergunning werd verleend. C.A.O. VOOR HET FILMLABORATORIUMBEDRIJF Met de C.A.O. voor deze bedrijfstak deden zich wat de lonen betreft in grote lijnen dezelfde problemen voor als met de hierboven besproken C.A.O. voor het bio scoopbedrijf. De verschillende looncorrecties waren volledig gebonden aan de desbetreffende overheidsvoorschriften, respectievelijk het verloop van het indexcijfer. Er heeft in feite geen formele verlenging van de C.A.O. plaatsgevonden in hoofd zaak omdat er niets te onderhandelen viel. Er is derhalve mede volstaan de be trokken leden te vragen de C.A.O. te blijven hanteren. Ingevolge eerder gemaakte afspraken werd de arbeidstijd per 1 oktober verkort van 41 Vi uur tot 40 uur per week en zijn de vakantie-aanspraken met een dag verlengd. Er was, afgezien van de bekende 45,toeslag, een prijscompensatie van 3,11 per 1 januari 1974 en van 3 per 1 april, beide met een minimum van 150, per procent per jaar. Op 1 juli volgde een compensatie van 3,85%) met een mini mum van f 150,per procent per jaar en tegen het einde van het jaar was bekend, dat de compensatie per 1 januari 1975 3,28 zou bedragen. Daar tussendoor ste gen het minimumloon en ook het minimum jeugdloon op de bekende wijze.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 30