1974 niet bijeen te komen. Een verschil van mening aanhangig gemaakt door een werknemer over de betaling van een aanvulling op het ziekengeld kon schriftelijk worden afgewikkeld. In de zogeheten C.A.O.-commissie, die zich met de jaarlijkse vaststelling van de C.A.O.-tekst inclusief de loontabellen bezighoudt, hadden zitting namens de werk gevers de heren Mr. H. C. Bitter (voorzitter), M. Cornelissen, A. H. A. Groot, A. G. Peters en C. Treffers. Van werknemerszij de fungeerden hier de leden èn plaatsvervangende leden uit de Sociale Commissie als bovengenoemd. Als secre taris van de commissie trad op de heer L. Claassen. De commissie kwam eenmaal in plenaire zitting bijeen ter vaststelling van de aangepaste loontabellen per 1 juli. BEDRIJFSPENSIOENFONDS Het Bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoop bedrijf heeft in november het jaarverslag van 1973 vastgesteld. Aan premies heeft het Fonds volgens dit verslag in 1973 ontvangen 1.373.000,— en aan opbreng sten van beleggingen 1.429.000,—, totaal dus 2.802.000,—. Aan verzekerden werd uitgekeerd 488.500, Het aantal gepensioneerden aan wie ouderdomspensioen werd uitgekeerd was op 31 december 1973 gestegen van 432 tot 454. Verder hadden 174 (151) weduwen en 32 (36) wezen pensioen. Het Stichtingsbestuur was per 31 december 1973 als volgt samengesteld: L. H. Röttger, Voorzitter; J. J. van der Veer, Vice-Voorzitter; W. F. Dubbedeman, Se- crearis; H. Miedema, plaatsvervangend Secretaris; Ch. Breyer, H. W. Hagenberg, J. van Helden, P. J. N. R. Ooms, W. P. van Santé, D. J. H. Swart, E. J. Verschue- ren, Drs. C. A. Voskuil, F. H. W. Weyschedé en H. J. Zwart, leden. Als gevolg van het jaarlijkse roulement van functies van werkgevers- en werkne- merszijde zijn de heren Dubbeldeman en Miedema in de loop van 1974 als voor zitter en vice-voorzitter gaan optreden en de heren Röttger en Van der Veer als secretaris en plaatsvervangend secretaris. Het Bestuur van het fonds heeft besloten alle op 31 december 1974 bestaande pen sioenaanspraken met AV2 te verhogen. Deze verhoging geldt zowel voor de rech ten die voortvloeien uit de aan het fonds betaalde premies als voor het aanvullende pensioen op grond van diensttijd doorgebracht in het film- en bioscoopbedrijf vóór 1 januari 1958. De tijdelijke ouderdomspensioenen van vrouwelijke gepensioneer den worden niet verhoogd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 34