TER INLEIDING
De lichte stijging van het bioscoopbezoek die gedurende enige jaren is opgetreden,
heeft zich ook in 1974 doen gelden. Het bioscoopbezoek in ons land is in het
afgelopen jaar ten opzichte van 1973 met 5,9 toegenomen tot circa 28 miljoen.
De bruto-recettes stegen met 14,5 °/o tot 120 miljoen. Het spreekt vanzelf,
dat in deze recettestijging een belangrijk stuk inflatie tot uiting komt.
De Nederlandse film heeft met een aandeel van 8,9 °/0 in het totale bioscoopbezoek
niet het grote succes van 1973 (een aandeel van 21,1 kunnen herhalen. Dat
doet overigens niets af aan de omstandigheid, dat de nationale film ook in 1974
gemiddeld wederom aanzienlijk meer bezoekers heeft getrokken dan de gemiddelde
buitenlandse film. De stijging in 1974 van het bioscoopbezoek ondanks de vermin
dering van het aantal bezoekers aan Nederlandse films toont overigens aan, dat de
belangstelling voor de bioscoop constanter is geworden, dat wil zeggen minder
gevoelig voor wisselende omstandigheden dan lange tijd het geval is geweest.
Ook al is de opgaande lijn van het bioscoopbezoek van beperkte omvang, hieruit
blijkt niettemin, dat het film- en bioscoopbedrijf ondanks de zware klappen die het
in de jaren 19591969 heeft opgelopen, zijn veerkracht heeft behouden. Het is
niet bij de pakken blijven neerzitten, getuige het vernieuwingsproces dat de laatste
jaren gaande is. In 1972, 1973 en 1974 zijn in totaal 33 nieuwe bioscopen tot stand
gekomen, in hoofdzaak theaters die zijn ingebouwd in bestaande bioscoopgebou
wen. Er zijn echter ook geheel nieuwe complexen gebouwd. Voorts zijn bioscopen
gerenoveerd of opgeknapt.
De nieuwbouw en de vernieuwing van bioscopen vereisen zeer hoge investeringen,
die echter noodzakelijk zijn met het oog op de concurrentiepositie van het bio
scoopbedrijf, nu en in de toekomst. Het bedrijf heeft op het terrein van de vrije
tijdsbesteding enerzijds te maken met de concurrentie van schouwburgen, concert
zalen, culturele centra en dergelijke, die in overgrote meerderheid in stand worden
gehouden door subsidies.
Anderzijds is er de concurrentie op audio-visueel gebied van de televisie. Dit
medium, beschermd dank zij overheidsconcessies en verzekerd van vaste inkomsten
door wettelijk verplichte kijkgelden, krijgt steeds meer expansiemogelijkheden.
Kabeltelevisie en beeldplaat zijn nieuwe ontwikkelingen die zich thans aandienen.
De bioscoop kan zijn specifieke functie op het terrein van het vermaak slechts naar
behoren blijven vervullen door voortdurende aanpassing aan de steeds hoger wor
dende eisen die ten aanzien van techniek en inrichting worden gesteld. Het is mede
met het oog hierop, dat het Hoofdbestuur zich einde 1973 met een beleidsnota tot
de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft gewend. Het
heeft in deze nota de aandacht gevestigd op de omstandigheid, dat het bioscoop
bedrijf als middenstandsbedrijf met dezelfde rentabiliteitsproblemen als de midden
stand in het algemeen heeft te kampen en daarenboven in een ongelijke strijd is