scoop te Valkenburg; aan de City Exploitatie Maatschappij B.V. voor Lumière 2 en 3 te Rotterdam, voor City 4 te Amsterdam, alsmede voor een nieuwe bioscoop in het pand van het voormalige Rembrandt Theater te Haarlem; aan de B.V. Zuid Nederlandse Theater Maatschappij voor twee nieuwe bioscopen in het daartoe te verbouwen pand van de Parade Bioscoop in de Stadsschouwburg Casino te 's-Her- togenbosch; aan Jogchems Theaters B.V. voor vier nieuwe bioscopen in één nieuw bouw complex op het terrein van het voormalige concertgebouw, eveneens te 's-Hertogenbosch; de B.V. Scala Theater voor een inbouwbioscoop in het pand Apollo Theater te 's-Gravenhage; aan Jogchems Theaters B.V. voor een inbouw- theater en wel Studio G in het Grand Theater te Amersfoort, alsmede voor de inbouw van een nieuwe bioscoop in het pand Amicitia te Amersfoort (een aan vraag voor een derde bioscoop in dat pand zou in 1975 worden behandeld); de heer L. J. Lievenboom voor een nieuwe bioscoop naast Studio A te Enschede; de heer H. Berg voor een inbouwbioscoop in het gebouw van het Passage Theater te Schiedam; de heer F. P. M. J. van den Maagdenberg in gebouw De Nijenburgh te Culemborg; de Cinema International Corporation (Netherlands) B.V. voor een nieuwe bioscoop in de voormalige Cinema West te Amsterdam; de Firma Royal Theater voor de inbouw van Micro Royal in haar bioscooppand Royal te Echt; de B.V. Veronese voor Calypso 2 in Calypso en een gedeelte van het aangrenzend gebouw (A.M.V.J.) te Rotterdam; de heer L. J. Boon voor een inbouw in Royal te Schagen; de N.V. Verenigde Nederlandse Bioscopen voor een nieuwe bioscoop naast Tivoli te Leeuwarden; Tuschinski Theaters B.V. voor de inbouw van Tu- schinski 3 te Amsterdam. De commissie weigerde de gevraagde toestemming voor de bioscoop City 3 te Amsterdam. De City Exploitatie Maatschappij B.V. tekende beroep aan tegen deze beslissing bij de Commissie Beroep Nieuwe Zaken. Tegen de beslissing op de aanvrage van Jogchems Theaters B.V. voor vier nieuwe bioscopen in 's-Hertogenbosch werd door de plaatselijke exploitanten aldaar be roep aangetekend bij de Commissie Beroep Nieuwe Zaken. Bij de commissie kwam voorts binnen een kennisgeving van Damrak Theater B.V., meldende, dat van haar oorspronkelijke plan tot het inbouwen van drie nieuwe bioscopen in het gebouw Cineac Damrak te Amsterdam slechts één nieuwe bio scoop van 90 a 100 zitplaatsen kon worden gehandhaafd, wegens onvoorziene bouwmoeilijkheden. De commissie was van oordeel, dat derhalve de verleende toe stemming nog slechts gold voor de resterende nieuwe zaak, met dien verstande, dat het gewijzigde bouwplan voor deze bioscoop opnieuw de goedkeuring van de Tech nische Commissie zou dienen te verwerven. COMMISSIE BEROEP NIEUWE ZAKEN De samenstelling van de Comissie Beroep Nieuwe Zaken onderging in het verslag jaar slechts één wijziging door de benoeming van de heer C. J. Blad in de plaats van de heer W. F. Dubbeldeman in verband met diens pensionering. De commissie bestond hierna uit: Mr. J. A. van Lanschot Hubrecht, voorzitter; Mr. A. Greebe, vice-voorzitter; Drs. E. H. Scherks, C. J. Blad, P. J. N. R. Ooms, leden, Drs. P. F Th. Wittmer, H. Miedema, Mr. P. A. Meerburg, G. J. H. Dujardin en W. Hemelraad, plaatsvervangende leden. De secretaris, de heer H. W. Hagenberg, werd in het verslagjaar gepensioneerd. In verband daarmede werd in het najaar tot secretaris benoemd Mej. Mr. C. A. Krietemeijer.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 43