Bondsraad in zijn vergadering van 11 maart aangenomen. De reglementsheziening
trad op 14 maart in werking.
Gezien de doorgaans ongunstige verhouding tussen baten en lasten bij de bioscopen
met een geringe omzetcapaciteit had het Hoofdbestuur een studiecommissie inge
steld die tot taak had het vraagstuk van de hoogte der filmhuren voor deze cate
gorie bioscopen te bestuderen. De filmhuurproblematiek zou daarbij worden onder
zocht in het licht van de totale lastensituatie van zodanige bioscopen. De studie
commissie was samengesteld uit de Hoofdbestuursleden J. Arkenbout en J. van
Willigen en de Bondsdirecteur. Mede aan de hand van de uitkomsten ener enquête
is de studiecommissie tot de conclusie gekomen, dat het dringend gewenst is de
bioscopen in kwestie op het gebied van de filmhuurcondities tegemoet te komen.
De categorieën van bioscopen waarop deze conclusie betrekking heeft, zijn die be
doeld in artikel 10 B sub b en d, te weten de permanente bioscopen met een ge
middelde bruto-jaaromzet over de laatste drie kalenderjaren van minder dan 1 °/00
van de gemiddelde bruto-jaaromzet over datzelfde tijdvak van alle Nederlandse
bioscopen samen, alsmede de reizende bioscopen. In aanmerking genomen het
standpunt van de studiecommissie en gelet op de adviezen van de Bedrijfsafdeling
Bioscoopexploitanten en de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders heeft het Hoofdbe
stuur het juist geoordeeld een voorstel bij de Bondsraad in te dienen dat tot strek
king heeft door het vaststellen van speciale filmhuurcondities ten gunste van de
desbetreffende bioscopen deze zaken meer armslag te geven dan tot nu toe het
geval was. Het Hoofdbestuur hoopte hiermede te bereiken, dat grotere mogelijk
heden worden geschapen om de bewuste theaters up to date te houden en daar
mede het sluitingsproces dat zich juist bij deze categorie sterk heeft gemanifesteerd,
tot staan te brengen. Als zodanig is de voorgestelde reglementswijziging niet slechts
van belang voor de betrokken theaters, doch voor het gehele film- en bioscoop
bedrijf. De Bedrijfsafdeling Filmverhuurders diende op dit voorstel een amende
ment in met de strekking de geldigheidsduur van de reglementswijziging voorlopig
te beperken tot 1 juli 1976, zulks teneinde met name wat de grensbepaling van de
bewuste categorie bioscopen betreft meer ervaring op te doen. Het Hoofdbestuur
kon zich met dit amendement verenigen, ervan uitgaande, dat omtrent het principe
van de tegemoetkoming geen verschil van inzicht bleek te bestaan tussen het college
en genoemde bedrijfsafdeling. Het aldus geamendeerde voorstel werd door de
Bondsraad aangenomen in zijn vergadering van 16 december.
b. Algemeen Bondsreglement
In de vergadering van de Bondsraad d.d. 12 december 1972 waren enige wijzigin
gen aangebracht in de voorschriften die de toegang tot de ledenvergaderingen van
de bedrijfsafdelingen en de afdelingen regelen. Het Hoofdbestuur vond het juist,
dat ook artikel 7 C van het Algemeen Bondsreglement, regelende de toegang als
toehoorder tot de vergaderingen van de Bondsraad, dienovereenkomstig zou wor
den herzien. Het diende een desbetreffend voorstel in bij de Bondsraad, welk voor
stel in de raadsvergadering van 11 maart werd aanvaard.
c. Algemeen Bedrijjsreglement
Het onderscheid in artikel 2 B van het Algemeen Bedrijfsreglement tussen de cate
gorieën c en d, te weten de verhuur aan bioscopen van Nederlandse journaalfilms
respectievelijk de verhuur aan bioscopen van buitenlandse journaalfilms, had de
handhaving van een zelfstandig Nederlands journaal ten doel naast de buitenlandse