Toepassing van statuten, reglementen en besluiten van het totale aantal vertegenwoordigers van elk der bedrijfsafdelingen vereist is. De moeilijkheden traden vooral op bij de vertegenwoordiging in de Bondsraad van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie, waarvan steeds drie van de vier gedelegeerden aanwezig dienen te zijn. Het Hoofdbestuur achtte het in het algemeen ongewenst te tornen aan het principe van permanente gedelegeerden in de Bondsraad. Een uitzondering ten aanzien van genoemde bedrijfsafdeling zou naar zijn oordeel ech ter aanvaardbaar zijn zowel met het oog op de grotere kwetsbaarheid vanwege het quorum als in verband met de omstandigheid, dat in tegenstelling met de situatie bij de andere bedrijfsafdelingen het daarvoor in aanmerking komende college bij de Bedrijfsafdeling Filmproduktie, in casu het Bestuur van deze bedrijfsafdeling niet voltallig in de Bondsraad zitting heeft. Er zijn dus potentiële vervangende gedelegeerden beschikbaar. Het Hoofdbestuur stelde voor een lid E toe te voegen aan artikel 12 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie teneinde een plaatsvervanging van gedelegeerden in de Bondsraad van deze Bedrijfsafdeling bij verhindering mogelijk te maken door middel van een benoeming door het afde lingsbestuur uit de overige bestuursleden. Deze benoeming zou slechts rechtskracht dienen te hebben ten aanzien van de vergadering van de Bondsraad, waarvoor de verhindering zich voordoet. Plaatsvervanging van de Voorzitter van de Bedrijfs afdeling Filmproduktie zou niet mogelijk zijn, omdat deze ingevolge artikel 11 d der Statuten qualitate qua in de Bondsraad zitting heeft. De Bondsraad ging in zijn vergadering van 11 maart met het Hoofdbestuursvoorstel akkoord. ARTIKEL 18 DER STATUTEN Ingevolge artikel 18 van de Statuten is het Hoofdbestuur bevoegd disciplinair op te treden tegen leden die Statuten, reglementen en/of besluiten van de Bondsraad hebben overtreden, danwei in strijd hebben gehandeld met de algemene belangen of de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf. Als beroepsinstan tie fungeert conform de wettelijke voorschriften op het gebied van de disciplinaire rechtspraak het College van Appel, welk college einde 1974 was samengesteld uit de heren Drs. F. L. Schimsheimer, Voorzitter, C.J. Blad en Mr. D. A. Slager, leden, alsmede Mr. J. M. van der Flier, Mr. M. A. Graftdijk, Mr. W. B. H. A. Heskes en D. J. van Leen, plaatsvervangende leden. Er moest nog in enige vaca- nires worden voorzien. Mej. Mr. C. A. Krietemeyer was wederom Secretaris van het College van Appel. Het Hoofdbestuur heeft in 1974 enige malen op grond van artikel 18 der Statuten moeten optreden. Ten aanzien van twee leden, die op ernstige wijze in gebreke wa ren gebleven met de voldoening van Bondscontributie en Bumabijdragen, werd besloten nog af te zien van strafoplegging, nadat zij de betalingsachterstand volle dig hadden ingelopen. Een ander lid, dat eveneens nalatig was met de betaling van Bondsbijdragen, werd in de gelegenheid gesteld alsnog tot naleving van zijn contri butieverplichtingen over te gaan. In afwachting daarvan heeft het Hoofdbestuur de beslissing in deze zaak aangehouden. Een lid-bioscoopexploitant was reeds aangevangen met de exploitatie van een nieuwe bioscoop, voordat de Commissie Nieuwe Zaken had beslist op de desbetref fende vestigingsaanvrage. Het Hoofdbestuur heeft, mede in aanmerking genomen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 48