gewikkeld met bevoorrechte concurrenten. Het Hoofdbestuur heeft de minister niet
om voorrechten gevraagd, doch een groter evenwicht in de concurrentieverhoudin
gen bepleit door een plaatsing van de diensten in de film- en bioscoopsector in het
lagere B.T.W.-tarief, zoals in de meeste andere E.G.-landen het geval is. In dit
opzicht is er voorts gewezen op de resolutie van de Unesco, die de aangesloten lan
den in overweging geeft de film fiscaal met het boek gelijk te schakelen. Deze
resolutie heeft voor ons land nog geen effect gesorteerd, zoals blijkt uit het feit,
dat voor het boek een uitzonderingstarief van 4 geldt en voor de diensten in
onze sector de algemene heffing van 16 Een B.T.W.-verlaging zou voorts pas
sen in het overheidsbeleid ten behoeve van de Nederlandse film door de gunstige
invloed die een zodanige verlaging zou uitoefenen op de nationale filmproduktie.
De Minister van C.R.M, is met name verzocht de B.T.W.-problematiek in zijn po
sitiebepaling ten opzichte van het filmbeleid te betrekken en zo mogelijk een ge
coördineerd overleg met het departement van Financiën tot stand te brengen. Uit
de informatie die vanwege het departement van C.R.M, is verstrekt, valt op te
maken, dat deze zaak thans in studie is genomen.
Het is verheugend, dat de regering een in vroeger jaren ontstane achterstand in de
subsidiëring van de Nederlandse hoofdfilmproduktie in belangrijke mate heeft inge
lopen. Nochtans is het peil van de huidige subsidiëring op zichzelf niet toereikend
om de voortdurende kostenstijgingen op te vangen en een zodanig aantal films te
produceren, dat zij die creatief en technisch op het gebied van de hoofdfilmproduk
tie werkzaam zijn, hun arbeid in voldoende continuïteit kunnen verrichten en daar
naast aan nieuwelingen kansen kunnen worden geboden.
De afwijzing door de Minister van C.R.M, van het subsidieverzoek van de Stichting
Nederlandse Filmstudio is teleurstellend. De gevraagde subsidies zouden moeten
dienen om een in het verleden bij de Cinetone Studio's ontstane investeringsachter
stand in te halen en ruimte te scheppen voor toekomstige investeringen die nodig
zijn om de studio's up to date te houden. Gezien de plaats die de Cinetone Studio's
innemen bij de Nederlandse filmproduktie, is de handhaving van een goed geoutil
leerd studiocomplex van groot belang. In het licht van de maatregelen ten behoeve
van die produktie moet een vorm van subsidiëring ter oplossing van het investe
ringsvraagstuk van de Cinetone Studio's derhalve passend worden geacht. Mogen
de pogingen die worden ondernomen om een wijziging van het ministeriële stand
punt te bewerkstelligen, met succes worden bekroond.
Niet minder teleurstellend is het ontbreken tot nu toe van een reactie van de
Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk op ons verzoek een jaar
lijkse subsidie te verstrekken ten behoeve van het door de Nederlandse Bioscoop
bond ingestelde fonds voor de kunstzinnige films. De risico's van import en verto
ning van deze categorie films zijn als gevolg van de huidige bedrijfsproblematiek
van zodanige aard, dat het Hoofdbestuur teneinde een daaruit voortvloeiende ver
schraling van de bioscoopprogrammering tegen te gaan een systeem van import- en
vertoningsbevordering door middel van subsidies nuttig heeft geoordeeld. Het inge-