Kommer en Ch. Huguenot van der Linden, geassisteerd door de Secretaris, die er in relatief korte tijd in slaagde met een geheel herzien filmopdrachtcontract ter tafel te komen. Zoals gezegd, is dit werkstuk in tussen als standaardcontract in gebruik ge nomen. Ten aanzien van het R.V.D.-con- tract voor B-films is tegen het einde van het verslagjaar een tegenvoorstel ontvangen op onze, destijds in overleg met de N.B.F., in 1971 aanhangig gemaakte wijzigingsvoor stellen. Per het einde van het jaar was het beraad over dit tegenvoorstel nog in volle gang, waaruit geconcludeerd moge worden, dat dit stuk in belangrijke mate afwijkt van ons voorstel. SOCIALE AANGELEGENHEDEN De C.A.O. voor het laboratoriumbedrijf heeft ook in 1974 naar tevredenheid gefunc tioneerd met dien verstande dat vrijwel ge heel gevaren moest worden op de van over heidswege voorgeschreven koers. Te onder handelen viel er dan ook weinig en het is mogelijk mede daaraan te wijten geweest, dat het erg lang heeft geduurd voordat het van vakbondszijde in het vooruitzicht ge stelde cijfermateriaal voor de aangepaste loontabellen werd ontvangen. Voor nadere details over deze materie zij verwezen naar het desbetreffende onderdeel van het Bonds jaarverslag. Met een C.A.O. voor het filmproduktiebe- drijf werd geen voortgang gemaakt, omdat de door de werknemersorganisatie in het vooruitzicht gestelde voorstellen zijn uit gebleven. De in 1973 voor dit doel be noemde werkcommissie behoefde derhalve nog niet in functie te treden. Wel werd be kend, dat de betrokken vakbond over deze materie met de N.B.F, in overleg, respec tievelijk onderhandeling was getreden. Dit werd als een minder juiste gang van zaken ervaren. Tenslotte kan worden gerapporteerd, dat de leden door het secretariaat periodiek op de hoogte zijn gehouden van de ontwikkeling van de minimum lonen en de verschillende prijscompensatieregelingen. FILMPRODUKTIE Er kwamen slechts zes nieuwe speelfilms in roulatie tegen tien in 1973. Daarenboven waren er drie nieuwe jeugdfilms tegen twee in 1973. Zoals reeds in ons voorgaande jaarverslag werd verondersteld, zijn de bij zondere resultaten van 1973 niet geëve naard, integendeel. Het aandeel van de na tionale hoofdfilm in de totale landelijke brutorecette liep terug van bijna 23 in 1973 tot ruim 9 in 1974. De oorzaak is duidelijk: een aantal van de nieuwe films sloeg in onvoldoende mate aan bij het pu bliek. Dit zijn de bekende onberekenbare ups en downs in deze bedrijfstak, waarmede men steeds rekening moet blijven houden. Het meeste succes boekte ditmaal de film „Help, de dokter verzuipt" van Maggan/ Fuga Films B.V., onder regie van Nicolai van der Heyde, die zeer veel publiek trok. De jeugdfilms van Rex Film en Castor Film bleven in de belangstelling en zorgden gezamenlijk er zijn er nu reeds 19 in roulatie voor een circa 10 hogere totaalrecette dan in 1973. Een complete opsomming van de première- data der nieuwe films en de in produktie zijnde hoofdfilms en jeugdfilms is opgeno men in de produktierubriek van het Bonds jaarverslag. Het is verheugend, dat de Minister van C.R.M, een verhoging van de subsidiepost voor het Productiefonds aan de Kamer heeft voorgesteld van 2.308.000,— in 1974 tot 3.130.000,— voor 1975. Bij het ter perse gaan van dit verslag werd bekend, dat de volksvertegenwoordiging zich met deze verhoging akkoord heeft verklaard. KORTE FILMS Op dit gebied wordt helaas opnieuw over weinig concreet cijfermateriaal beschikt. Vanwege de teruggang in de economie ble ven de opdrachten uit het bedrijfsleven ach ter op de prognoses en dit gold ook voor de STER-commercials. Het bedrijfsleven moest het in vele gevallen met lagere budgetten steClen en dit werkte door in de filmpro- duktiesector. Geraamd wordt, dat dit een terugloop van circa 20 heeft betekend. Gelet op de kostenstijgingen als gevolg van de inflatie heeft dit mogelijk het bedrag van de totale omzet in deze branche niet duide lijk aangetast, maar wel het rendement. Het Bestuur blijft er naar streven in toekom stige verslagen op deze belangwekkende terreinen van de bedrijfsontwikkeling min der vaag te zijn, maar het kan dit niet zon der hulp van de leden, via het eerder ge noemde produktieregister en de omzetten- enquêtes. Het voor de produktie van korte films via C.R.M, beschikbare subsidiebedrag beliep in 1974 1.780.000— en het Ministerie heeft dit bedrag in zijn begroting voor 1975 verhoogd tot 1.915.000,—. Er zijn subsi dies verleend voor 22 nieuwe films, waar onder een „vierluik" hetgeen weinig afwijkt van de situatie in 1973. LEDENTAL In 1974 zijn mede op advies van het afde-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1974 | | pagina 68