Herziening van statuten, reglementen en besluiten a. Algemeen Bedrijfsreglement b. Bondsvoorwaarden Overeenkomstig zijn toezeggingen in de ver gadering van de Bondsraad van 12 oktober 1976 heeft het Hoofdbestuur een brede com missie benoemd met de opdracht een onder zoek in te stellen naar de werking van het Alge meen Bedrijfsreglement. Voorts werd aan deze commissie opgedragen eventueel noodzakelijk gebleken verbeteringen uit te werken en des betreffende voorstellen tot wijziging voor te leg gen aan het Hoofdbestuur. Deze Commissie Vestigingsnormen was samengesteld als volgt: Drs. J. Ph. Wolff, voorzitter, en de heren J. van Dommelen, R. H. Gerschtanowitz, H. Miedema, J. Th. van Taalingen, J. van Willigen en R. Wijs mulier, leden. Uit het onderzoek van deze com missie bleek, dat met name artikel 8 A van voor meld reglement een spoedige wijziging behoef de. Voorts heeft het Hoofdbestuur op grond van de bevindingen van de commissie geconsta teerd, dat voormeld artikel op verschillende punten verfijnd diende te worden om tot een zo objectief mogelijke normering te kunnen ko men. Ook in artikel 11 C, betreffende de werk wijze van de Commissie Nieuwe Zaken, werd een aantal wijzigingen noodzakelijk bevonden. Desbetreffende voorstellen tot wijzigingen wer den door het Hoofdbestuur ingediend bij de jaarlijkse vergadering van de Bondsraad dd. 2 mei 1977. Op het Hoofdbestuursvoorstel werd een amendement ingediend door de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, met welk amendement de Bondsraad akkoord ging. Het aldus geamendeerde voorstel werd door de Bondsraad aangenomen. Bij de buitengewone vergadering van de Bondsraad d.d. 13 december 1977 diende het Hoofdbestuur opnieuw een voorstel in tot wijzi ging van het Algemeen Bedrijfsreglement. Overeenkomstig een desbetreffend advies van de Commissie Vestigingsnormen werd de in artikel 8 A sub d genoemde normering van een nieuwe redactie voorzien. Voorts werden ver schillende in het Algemeen Bedrijfsreglement voorkomende definities verder aangepast en van een meer logische onderlinge samenhang voorzien, teneinde de systematiek van de rege ling te verbeteren en interpretatiekwesties zoveel mogelijk te elimineren. Op dit Hoofdbestuurs voorstel werd een amendement ingediend door de Exploitantenraad, waarmede de Bondsraad akkoord ging. Vervolgens werd ook dit geamen deerde voorstel door de Bondsraad aangeno men. Het Hoofdbestuur heeft het wenselijk geacht om, mede gelet op een desbetreffende aan beveling van de Bedrijfsafdeling Filmverhuur ders, een voorstel in te dienen tot verlenging van de termijnen waarbinnen de filmhuur moet zijn voldaan en een sommatie bij de Filmhuur- schuld-Commissie kan worden aangevraagd, met een week. Het Hoofdbestuur kwam tot dit voorstel, omdat het tragere betalingsverkeer tot gevolg had dat de filmhuurbetalingen vaak niet binnen de bestaande reglementaire termijn werden ontvangen. Hoewel de filmverhuurders uiteraard gerechtigd waren om onder alle om standigheden bij te late ontvangst van filmhuur gebruik te maken van het sommatiesysteem dat in de Bondsvoorwaarden is geregeld, werd van deze reglementaire mogelijkheid vanwege de problemen van het betalingsverkeer in vele gevallen op grond van billijkheidsoverwegingen afgezien. Voormeld voorstel werd door-de ver gadering van de Bondsraad dd. 2 mei 1977 aangenomen. Bij de buitengewone vergadering van de Bondsraad dd. 13 december 1977 werden door het Hoofdbestuur opnieuw voorstellen tot wijzi ging van de Bondsvoorwaarden ingediend. Voor deze wijzigingen was in een tweetal geval len een formele aanleiding, zoals het doen ver vallen van een artikel wegens de afschaffing van het zegelrecht en een redactionele aanpas sing, welke noodzakelijk was geworden door de vervanging van de Bioscoopwet door de Wet op de Filmvertoningen. Voorts werd voor gesteld om het in de Bondsvoorwaarden genoemde recht op schadevergoeding in meer algemene zin te formuleren. Op dit wijzigings voorstel werd een amendement ingediend door de Exploitantenraad, met welk amendement de Bondsraad naar aanleiding van een des betreffend pre-advies van het Hoofdbestuur, overigens niet akkoord ging. Het wijzigingsvoor stel werd derhalve ongeamendeerd door de Bondsraad aanvaard. c. Contributiereglement Bij de inning van contributie met betrekking tot Nederlandse hoofdfilms hebben zich in een aantal gevallen moeilijkheden voorgedaan. Deze moeilijkheden spruiten onder meer voort uit de omstandigheid, dat de werkzaamheid van producenten van hoofdfilms niet dezelfde con tinuïteit vertoont als van bioscoopexploitanten 37

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1977 | | pagina 36