Bedrijfsafdeling Filmproduktie 49 INLEIDING De verwachte herstructurering van de afdeling, waarvan in ons voorgaande jaarverslag melding werd gemaakt, is in 1978 uitgebleven. Weliswaar bleef het overleg tussen de hoofdfilmproducenten die voor zichzelf een eigen afdeling wensten enerzijds en het Hoofdbestuur anderzijds gaande, maar pas tegen het eind van het jaar kwam het tot een principieel besluit van het Hoofdbestuur dat zulk een afdeling onder bepaalde voorwaarden tot stand zou kunnen komen. Intussen had overleg plaatsgevonden tussen het afdelingsbestuur en een delegatie van de hoofdilmpro- ducenten onder andere over de vraag of het niet beter zou zijn om, overeenkomstig een al eerder geopperd plan, te komen tot een onder-afdeling hoofdfilmproducenten van de bestaande bedrijfsafdeling filmproduktie, aangezien dat organisatorisch veel eenvoudiger zou zijn. De hoofdfilmpro ducenten wilden daar echter niets van weten omdat zij van oordeel waren alleen door middel van een eigen afdeling tot de zo gewenste grotere mate van autonomie respectievelijk besluitvaardigheid te kunnen komen. Aan het Hoofdbestuur is vervolgens in het begin van het jaar een positief advies uitgebracht ten aanzien van de wens van de hoofdfilmpro ducenten om tot een eigen afdeling te geraken. Overigens had de onzekerheid of de hoofdfilmproducenten in 1978 wel of niet de afdeling zouden verlaten in zekere mate een remmende invloed op de organisatorische werk zaamheden, hetgeen er mede toe leidde dat de bestuurs werkzaamheden zich ook nu beperkten tot de afwikkeling respectievelijk verdere behandeling van een aantal lopende zaken, terwijl geen nieuwe onderwerpen van betekenis zijn geëntameerd. LEDENVERGADERING Er is ook in 1978 slechts 1 ledenvergadering gehouden en wel op 9 mei. De jaarstukken zijn ongewijzigd goedgekeurd en de periodiek aftredende bestuursleden zijn herbenoemd met uitzondering van de heer Haanstra, die geen nieuwe benoeming wilde aanvaarden. Bij de speelfilmproducenten is geprobeerd om zolang de reeds genoemde eigen afdeling niet zou zijn geëffectueerd, een andere kandidaat uit hun kring voor te dragen teneinde het contact met het bestuur te behouden. Hierop is echter niet ingegaan. Voor het geval dat de hoofdfilmproducenten zich alsnog mochten bedenken besloot de ledenvergadering de vacature Haanstra voorlopig onvervuld te laten. De bijdragen in het afdelingsfonds zijn voor 1978 trend matig herzien, aangezien het saldo van het fonds het niet noodzakelijk maakte om tot aanpassing van de bijdragen te besluiten. Er is vervolgens uitgebreid gesproken over de wenselijkheid om het produktiebedrijf, waaronder ook de laboratoria en de studio's, te laten deelnemen in het bedrijfspensioen fonds, aangezien dit tot dusverre alleen mogelijk respectie velijk verplicht was voor bedrijven die voor de Nederlandse bioscopen werken. Men was het over deze gecompliceerde materie niet geheel eens, met dien verstande dat er geen principiële tegenstanders van pensioenverzekeringen waren, maar dat het erg moeilijk werd geoordeeld de consequenties van zulk een verzekering geheel te overzien. Er is tenslotte besloten dat het bestuur zich nog nader over de materie zal beraden, teneinde in een volgende ver gadering meteen afgerond voorstel te kunnen komen. Er is verder gesproken over het collectief deelnemen aan een nieuwe tentoonstelling op av-gebied, die onder de naam Mediavisie in het voorjaar van 1979 in samenwerking met de vereniging van leveranciers van audiovisuele mate rialen en met de vereniging van producenten van band/dia presentaties georganiseerd zou kunnen worden. Deze tentoonstelling zou in het kader van de nationale onderwijs tentoonstelling gehouden moeten worden met het doel om op grote schaal ook andere dan onderwijskundige bezoe kers aan te trekken en op de hoogte te stellen van de huidige av-technieken. Er is besloten tot het instellen van een enquête, teneinde na te gaan of de leden in meerder heid van oordeel zijn dat het deelnemen aan zulke tentoon stellingen voor de afdeling zinvol kan worden geacht. Over het reeds in ons voorgaande verslag gesignaleerde av-onderzoek door het Ministerie van Economische Zaken kan op deze plaats slechts worden gerapporteerd dat de besprekingen in de werkcommissie en in de stuurgroep het gehele jaar hebben voortgeduurd, maar er niet toe hebben geleid dat het gewenste rapport aan het einde van het jaar gereed was. Er is in 1978 geen najaars ledenvergadering gehouden ondanks het feit dat dit wel de bedoeling was. Er liepen echter enige zaken, waaronder het overleg met de hoofd filmproducenten die in het najaar niet tot een afronding kwamen, zodat het weinig zin had de leden bijeen te roe pen met het risico dat dit korte tijd daarna opnieuw zou moeten gebeuren. Het bestuur moest derhalve besluiten de geplande ledenvergadering naar het voorjaar te ver schuiven, waarvan de leden schriftelijk op de hoogte werden gebracht. BESTUURSWERKZAAMHEDEN Na de ledenvergadering van 9 mei was het bestuur samen gesteld uit de heren G. F. de Clerck, voorzitter, Y. Brusse, vice-voorzitter, A. W. H. Kommer, penningmeester, J. A. M. Burcksen, P. W. A. de Man en O Treffers. Als secretaris fungeerde de heer L. Claassen. Er was aldus, zoals eerder werd gesignaleerd, een vacature in het bestuur. Het bestuur kwam 7 maal in vergadering bijeen, waarbij zoals altijd, een scala van onderwerpen de revue pas seerde. De reeds gesignaleerde activiteiten van de hoofdfilmprodu centen om tot een eigen afdeling te geraken, hetgeen, zon" der overleg met het afdelingsbestuur, via een motie ter ken nis van het Hoofdbestuur werd gebracht, vergde veel tijd, hetgeen eveneens het geval was met herhaalde besprekin gen over het onderzoek door Economische Zaken op het terrein van de av-media. Beide onderwerpen konden gedurende het verslagjaar niet worden afgerond. Ook de reeds genoemde kwestie van de tentoonstelling Mediavisie en de mogelijkheden van pensioenverzekeringen, al dan niet via het bedrijfspensioenfonds, hielden het bestuur in talrijke vergaderingen bezig en ook hier kwam het niet tot een afronding, met dien verstande dat tegen het einde van het jaar wel vaststond dat een collectieve deelname aan de tentoonstelling Mediavisie zou plaatsvinden. Verder was het bestuur vertegenwoordigd in een op initia tief van de Stichting Moderne Media samengestelde com missie, die zich bezig hield met het te verwachten nieuwe medium: de beeldplaat. Er werd in verscheidene vergade ringen over de hardware- en de software-kant van deze

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1978 | | pagina 48