- schoonmaak- en onderhoudspersoneel is, voorlopig op basis van het minimumloon, in de CAO opgenomen; - de bedrijfsleiders die reeds in de voorgaande CAO waren vermeld, zijn thans in vier cate gorieën ingedeeld, waarbij minimumlonen aan deze categorieën zijn verbonden; ook dit werd gezien als een voorlopige maatregel die nadere verfijning behoeft; - de salaristabel is wat het technisch personeel betreft, enigszins aangepast, hetgeen resul teerde in een lichte loonstijging; - de uitzondering voor part-timers werkende in bioscopen van de afdelingen C en D is op geheven, met dien verstande, dat ook deze werknemers, als zij korter dan 13 uur per week werken, onder het minimumloon zullen vailen; - de arbitrageregeling is zodanig aangepast, dat partijen desgewenst na een uitspraak van de commissie van arbitrage hun geschil alsnog aan de rechter kunnen voorleggen; - een aantal vakbondsfaciliteiten, die voorheen in de vorm van een advies waren gegoten, zijn thans in de CAO opgenomen; - de vakbondsbijdrage werd verhoogd van 25.000—tot/ 28.000—voor 1979/1980. Naast dit grote aantal wijzigingen in de CAO bleef nog een aantal zaken in beraad, waar onder een zodanige uitbreiding van de wer kingssfeer van de CAO, dat al het bioscoopper soneel - ook uit de administratieve sector - onder de CAO zou gaan vallen; een studie over de gevolgen van de mogelijke invoering van een 35-urige werkweek, althans van een werktijd verkorting; een nadere regeling van de omzet- provisie in het bioscoopbedrijf; de reeds ge noemde detaillering van de omschrijving voor bedrijfsleiders, alsmede die voor operateurs, en het vraagstuk van de veiligheid en de ge zondheid in de bioscoopbedrijven, welk laatste onderwerp in 1979 bij de CAO-onderhandelin gen in vrijwel alle bedrijfstakken werd geïntro duceerd. Met dit laatste onderwerp hield de Commissie zich uitvoerig bezig en zij slaagde erin na ver kregen advies van het Bestuur van het Be drijfspensioenfonds voor het Film- en Bio scoopbedrijf en met hulp van de betrokken af deling van het Gemeenschappelijk Administra tiekantoor in Amsterdam, binnen enkele maan den overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de stichting die deze regeling zou moe ten gaan beheren, diende te worden samenge steld en geregeerd en over de CAO, waarin werkgevers en werknemers overeenkomen hoe de VUT-regeling in de praktijk zal gaan func tioneren. De Exploitantenraad verenigde zich met deze regelingen en het Hoofdbestuur gaf kort voor het einde van het verslagjaar zijn fiat aan ge noemde speciale CAO, waarvan de tekst in december in het bioscoopbedrijf kon worden verspreid. Volgens deze regeling betaalt de werkgever een premie van 1,25% van de loon som die geldt voor de premieheffing ziektewet verzekering en wel vanaf 1 januari 1980. De werknemer die van de regeling gebruikt maakt en die de laatste tien jaar in het bioscoop bedrijf werkzaam moet zijn geweest, kan op 63- of 64-jarige leeftijd vrijwillig uittreden met be houd van zijn op dat moment geldende netto loon. Deze regeling geldt uitsluitend voor het onder de CAO vallende bioscooppersoneel. Tegen het einde van het verslagjaar zag het er naar uit dat slechts een klein aantal werknemers in de beginperiode van deze regeling gebruik zou maken, zodat de storting van 1,25% van de loonsom door de werkgevers, voorlopig vol doende kon worden geacht om de regeling te kunnen financieren. Er was namelijk overeen gekomen, dat indien genoemde werkqeversbij- drage ontoereikend mocht zijn, nader over wogen zou kunnen worden, of en zo ja in hoe verre een werknemersbijdrage nodig zou zijn. De Commissie hield zich met al deze zaken uit voerig bezig en besloot o.a., met steun van het Hoofdbestuur, tot het instellen van een enquête in het bioscoopbedrijf teneinde een gedetail leerd inzicht te verkrijgen in de personeelsbe zetting van de bioscopen. Deze gegevens zijn van belang voor een beoordeling van de moge lijkheden tot werktijdverkorting, verkorting van werktijd voor oudere werknemers en niet te ver geten de introductie van de eerder genoemde regeling voor vervroegde uittreding van 63- en 64-jarigen. Ten aanzien van de loonontwikkeling in 1979 kan worden gerapporteerd, dat het wettelijk minimumloon per 1 januari is verhoogd met 1,7% tot ƒ1.751,10 per maand (was 1.722,50). Per 1 juli werd het minimumloon verhoogd met 2,23% tot 1.890,10 en per het einde van het verslagjaar beliep de verhoging van dit loon 2% tot 1.826,50 per maand. Voorts vonden de looncompensaties plaats en wel per 1 januari met 2,2%, waarbij een vloer gold van 215,per procent per jaar overeen- 24

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1979 | | pagina 23