komende met een minimum van ƒ39,60 per maand. Op 1 juli beliep de looncompensatie 1,83% met een vloer van 240,per procent per jaar, overeenkomende met een minimum van ƒ36,60 per maand en per 1 januari 1980 was er een looncompensatie van 2,54%, wederom met een vloer van 240,per procent per jaar, overeenkomende met een minimum van 50,80 per maand. CAO Filmlaboratoriumbedrijf Ook in de Sociale Commissie voor het Film laboratoriumbedrijf kwam een mutatie vo'or door het aftreden van de heer L. H. Röttger wegens pensionering. Deze werd ook opgevolgd door de heer A. J. Engelsman. Overigens zou deze opvolging slechts van korte duur zijn, omdat reeds in het begin van het verslagjaar werd aangekondigd, dat door interne verschuivingen binnen het FNV, deze bedrijfstak zou komen te ressorteren onder de Kunstenaarsorganisatie NVV (KO-NVV), in welk geval andere bestuur ders van werknemerszijde aan het sociaal over leg zouden gaan deelnemen. Om die reden waren gedurende het verslagjaar reeds twee vertegenwoordigers van de KO-NVV als waar nemers bij de vergaderingen aanwezig. Ver wacht werd, dat bedoelde reorganisatie uiterlijk in begin 1980 haar beslag zou krijgen. Met inbegrip van bovengenoemde mutatie was de Sociale Commissie voor het Filmlaborato riumbedrijf gedurende het verslagjaar als volgt samengesteld: Mr. H. O Bitter, voorzitter, J. C. Eekhout, A. H. A. de Groot en O Treffers, leden-werkgevers, alsmede A. J. Engelsman, H. M. J. van der Dungen, H. B. Mulder en H. Ruiter, leden-werknemers. Als secretaris fun geerde de heer L. Claassen, terwijl als waar nemers van de Kunstenaarsorganisatie NVV optraden Mejuffrouw P. Beran en de heer H. Verploeg. De Commissie vergaderde vijf maal in plenaire zittingen, terwijl tussentijds een aantal malen werkgeversberaad plaatsvond. Ook hier waren de zaken,gecompliceerder dan voorheen, zodat het duurde tot 29 juni, voordat aan de labora- toriumbedrijven kon worden medegedeeld op welke wijze de CAO per 1 januari 1979 was verlengd. Pas in de tweede helft van juli kon de compleet gewijzigde CAO-tekst aan de be drijven worden rondgezonden. De wijzigingen die in de CAO tot stand kwa men, liepen voor een groot deel parallel aan die welke reeds voor het bioscoopbedrijf zijn genoemd. Afwijkingen waren er ten aanzien van de VUT-regeling waarover elders nader wordt gerapporteerd en ten aanzien van de prijscom pensatie, die behalve een vloer van 240, per procent per jaar ook een maximum kreeg van 500,per procent op jaarbasis. De werktijdverkorting voor ouderen alsmede de va kantie werd ook hier aangepast, zij het op enigs zins andere wijze als bij de bioscopen; er wer den nadere voorschriften aan de CAO toege voegd over de samenstelling van een sociaal jaarverslag en over te ondernemen stappen bij fusie, reorganisatie en dergelijke zaken waarbij de personeelsbezetting in het geding kan komen; er vond een aanpassing plaats van de salarisschalen en een gedeelte van de functie indeling, hetgeen in sommige gevallen een kleine loonstijging tot gevolg had. Met betrekking tot de regeling voor vrijwillig vervroegd uittreden voor 63- en 64-jarigen die ten minste tien jaar in de bedrijfstak werkzaam zijn, vond ook hier uitvoerig beraad plaats, hetgeen er toe leidde, dat werkgevers en werk nemers tot overeenstemming kwamen om een dusdanige regeling per 1 januari 1980 te laten ingaan. In het laboratoriumbedrijf zou sprake zijn van een 100% netto-uitkering tot een jaar salaris van 28.000,en van 80% bruto bij ho gere jaarsalarissen. De bijdrage van de werk gever in het te stichten fonds werd hier vast gesteld op 1 van de loonsom met de afspraak, dat, indien deze bijdrage ontoereikend mocht blijken te zijn, nader overleg zou plaatsvinden over financiering van het restant, waarbij een werknemersbijdrage niet uitgesloten behoefde te worden geacht. Ook hier kwamen stichtingsakte, stichtingsreg lement en de speciale VVU-CAO tijdig voor het einde van het jaar geheel rond en konden de stukken in december aan de betrokken bedrij ven worden toegezonden. Ten aanzien van de loonontwikkeling kan wor den volstaan met de vermelding, dat het mini mumloon op dezelfde wijze steeg als elders voor het bioscoopbedrijf Is'aangegeven, terwijl de looncompensaties eveneens identiek verlie pen, met dien verstande, dat er in het begin van het jaar een vloer van 225,per procent werd gehanteerd en later van 240,met een maximum van ƒ500,per procent op jaar basis. 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1979 | | pagina 24