e. Reglement Plaatsbespreking Het Hoofdbestuur had bij circulaire van 13 april 1976 aanwijzingen gegeven omtrent de ge dragslijn die de leden-bioscoopexploitanten hadden te volgen ter zake van de heffing van plaatsbespreking. Deze aanwijzing betroffen in het bijzonder het tijdstip tot wanneer uiterlijk bespreekgelden voor een bioscoopvoorstelling in rekening kunnen worden gebracht en de ver melding aan de kassa van gegevens aangaan de de plaatsbespreking ten behoeve van het publiek. Het Hoofdbestuur oordeelde het van belang deze aangelegenheid te reglementeren, zulks mede teneinde een volkomen uniforme gedragslijn te verkrijgen. Een desbetreffend voorstel werd door het Hoofdbestuur aan de Bondsraad voorgelegd, die dit voorstel in zijn vergaderingvan 19 juni aanvaardde. Uitvoeringsmaatregelen inzake het Alge meen Bedrijfsregelement Het Hoofdbestuur had in 19?8 een studiecom missie ingesteld die tot taak had ter uitvoering van het Algemeen Bedrijfsreglement normen vast te stellen betreffende de calculatie ten be hoeve van begrotingen, die met het oog op de vestiging van nieuwe bioscopen bij de Commis sie Nieuwe Zaken worden ingediend. In de com missie hadden zitting de heren Drs. W. J. A. van Roosmalen, Drs. M. Sanders, Drs. C. A. Voskuil en Drs. J. Ph. Wolff. De studiecommis sie bracht nog in 1978 rapport aan het Hoofd bestuur uit. Dit rapport werd begin 1979 aan de voorzitters en de leden en plaatsvervangende leden der Commissie Nieuwe Zaken ter nadere bespreking voorgelegd. In een gezamenlijke bij eenkomst van de studiecommissie en de Com missies Nieuwe Zaken werden nog enige wijzigingen in het rapport aangebracht, met wel ke wijzigingen het Hoofdbestuur zich kon vere nigen. Video Het Hoofdbestuur heeft in een nota van de Be drijfsafdeling Filmverhuurders aanleiding ge vonden de vraag aan de orde te stellen, of en in hoeverre op grond van de huidige ont wikkelingen op videogebied aanpassingen van de reglementering, met name van het Regle ment op de Lijst van Geen Bezwaar, dienen plaats te hebben. Het heeft hiertoe een com missie ingesteld, die tot taak kreeg een advies ter zake op te stellen. Deze commissie bestond uit de heren G. F. de Clerck, voorzitter, J. Arkenbout, J. van Dommelen, Mr. P. A. Meer burg, P. Silvius en J. Th. van Taalingen. De heer B. F. M. A. Schiphorst fungeerde als se cretaris. Met het intussen door de commissie uitge brachte advies heeft het Hoofdbestuur zich kun nen verenigen en zal in 1980 voorstellen indie nen bij de Bondsraad tot wijziging van het Reglement op de Lijst van Geen Bezwaar en het Reglement inzake Filmexploitatierechten. Deze wijzigingen hebben onder meer tot doel de exploitatie van films op video door de leden filmverhuurders nader te regelen. Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan verhuur, doch ook aan verkoop van videocassettes - en in de toekomst van beeldplaten - aan het publeik. Een video-exploitatie van films door of door bemiddeling van de leden zou uiteraard het grote voordeel hebben, dat deze exploitatie zou plaatshebben met inachtneming van de regels door de Bond te stellen. Op grond van de adviezen is het Hoofdbestuur van oordeel, dat ook bij het treffen van regelingen op vi deogebied het uitgangspunt zal moeten zijn, dat de bioscoopexploitatie primair dient plaats te hebben. Een afzonderlijk probleem is de toe nemende mate van piraterij op videogebied. Er is contact met de Amerikaanse Motion Pic ture Export Association en andere organisaties in binnen- en buitenland over de aanpak van de bestrijding van deze vorm van piraterij. 37

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1979 | | pagina 36