Bedrijfsafdeling Filmproduktie 49 Inleiding Ook dit jaar moet worden gerapporteerd dat de verwachte herstructurering van de afdeling, waarvan in 1977 melding werd gemaakt, nogmaals is uitgebleven. De speelfilmprodu centen drongen wederom aan op het scheppen van een eigen afdeling binnen de Bond, maar het lopende onder zoek naar een mogelijke algehele reconstructie van de Bond, leidde ertoe dat in 1979 ook over deze zaak nog geen beslissing kon worden genomen. Een tweede gebeurtenis waarover per het einde van het ver slagjaar nog geen klaarheid was geschapen, vormde e,en mogelijke fusie tussen Cinetone en Cinecentrum. Aan het Hoofdbestuur is bij herhaling om nadere informatie ge vraagd en om te worden gekend in de eventueele conse quenties van zulk een samenwerking voor de produktiebe- drijven die van de Cinetone-faciliteiten gebruik plegen te maken, maar definitieve berichten zijn uitgebleven. Voor her overige vormde het plan Filmcentrum, warmede de Raad voor de Kunst in augustus het bedrijf confronteerde, een gespreksonderwerp van de eerst oede. Er zijn aan deze affaire, die door sommigen als een bedrijging van het onaf hankelijke filmbedrijf werden gezien, ettelijke vergaderingen gewijd, waaronder een edenvergadering. Elders in dit ver slag wordt daarop nader teruggekomen. Tenslotte dient in deze inleiding te worden vermeld dat in het voorjaar vee! aandacht werd besteed aan de voorbereiding van onze deelname aan de tentoonstelling Mediavisie, die van 4 tot 11 april in de Jaarbeurs te Utrecht plaatsvond. Ook hierover wordt elders nader gerapporteeerd. Ledenvergaderingen Er zijn in 1979 drie ledenvergaderingen gehouden, te weten de jaarvergadering op 22 juni, een buitengewone ledenver gadering op 19 september over hetfilmplan, die werd voort gezet op 21 september en de najaarsledenvergadering die is gehouden op 17 december. Bovendien is op 7 september nog een speciale vergadering gehouden, gewijd aan even tuele collectieve medewerking aan de beeldplaat. In de jaarvergadering van 22 juni zijn jaarverslag en finan ciële stukken ongewijzigd goedgekeurd en werden de aftre dende bestuursleden herkozen, terwijl in de vacature die was ontstaan door het aftreden van de heer Haanstra in 1978, werd voorzien door benoeming van de heer R. M. Fenenga. Door het bestuur zijn mededelingen gedaan over het ver schijnen van het AV-rapport, dat in opdracht van Econo mische Zaken us samengesteld. In de begeleidingscommis sie hadden vertegenwoordigers van onze afdeling zitting. Ten aanzien van het beeldplaatoverleg werd ter vergadering afgesproken om op 7 september een speciale vergadering aan dit onderwerp te wijden ten behoeve van geïnteresseer den op ditterrein. Er is medegedeeld dat de totstandkoming van de afdeling Hoofdfilmproducenten op zich laat wachten en dat ook ten aanzien van de samenwerking Cinecentrum/Cinetone nog geen nadere mededelingen gedaan konden worden. Met be trekking tot de tentoonstelling Mediavisie 1979 werd twijfel uitgesproken over het nut van collectieve representatie op dusdanige tentoonstellingen, althans ten opzichte van de daaraan verbonden kosten. In een later stadium zal nader worden overwogen in hoeverre het nuttig kan worden ge acht individuele deelname aan een volgende Mediavisie te stimuleren. De vergadering toonde zich een voorstander van een even tuele samenwerking met de vereniging van band/dia-produ centen en een mogelijke vereniging van video-producen ten, aangezien zij met het bestuur van oordeel was dat een verdergaande versnippering op AV-gebied alleen maar te betreuren zou zijn. Op 19 en 21 september werden vergaderingen gehouden die geheel waren gewijd aan het plan filmcentrum, waarvan in de aanhef reeds gewag is gemaakt, it.plan, dat door de Raad voor de Kunst aanhangig was ge maakt bij de Minister van CRM en waarover geen noemens waardig overleg met de betrokkenen in het filmbedrijf had plaatsgevonden, werde zeer slecht ontvangen. Over het al gemeen werd gevreesd dat het filmcentrum een log bureau cratisch lichaam zou worden, waaraan door zijn omvang en door het feit dat het zich met alle sectoren van de film zou moeten gaan bemoeien, iedere slagvaardigheid zou ontbre ken. Het werd als een bedenkelijk verschijnsel gekwalifi ceerd dat, hoewel er nauwelijks twee jaar geleden tegen een soortgelijk plan allerwegen ernstig protest was aangetekend, de Raad voor de Kunst met voorbijzien van de toen gemaak te bezwaren thans met een nieuw advies komt dat in grote lijnen met het voorgaande plan is te vergelijken. Er werd over beide zaken in deze vergaderingen heftig ge discussieerd, hetgeen tenslotte resulteerde in een telegram aan de minister van CRM dat als volgt luide: Excellentie, de leden van de bedrijfsafdeling Filmproductie van de Ne derlandse Bioscoopbond in buitengewone ledenvergade ring bijeen op 21 september 1979 te Amsterdam, berichten u dat het plan filmcentrum u aangeboden door de Raad voor de Kunst bij de overgrote meerderheid van de aan gesloten filmproducenten bijzonder slecht is gevallen. Het plan is samengesteld zonder noemenswaardig overleg met de betrokkenen in het filmveld ondanks ernstige be zwaren die in 1977 zijn gemaakt tegen een voorloper van het thans aangeboden filmplan. Het plan is ook in de nieuwe versie op vele punten van iedere realiteitszin gespeend, et bevat nast talrijke onjuisthe den en tegenstellingen verscheidene zeer aanvechtbare ver onderstellingen. Deze filmproducenten vinden de huidige situatie te verkie zen boven het met onzekerheden doordrnkte bureaucrati sche filmcentrum en achten het alleen zinvol over welk ver nieuwingsplan dan ook te praten als vaststaat dat eindelijk aan de ongelijkheid in de subsidiëring t.o.v. andere kunst uitingen een halt wordt toegeroepen door voor de film productie als zodanig tenminste een veelvoud van de huidige subsidie per jaar ter beschikking te stellen. Het N.B.F, symposium in Arnhem moet in dit licht bezien als uiterst voorbarig worden beschouwd en men zou indien het om het voortbestaan van de nederlandse filmproductie gaat in kringen van de N.B.F, tot dezelfde conclusie moeten zijn gekomen. De Nederlandse Filmproducenten verenigd in de NBB. In de vervolgvergadering van 21 september is verder be sloten niet deel te nemen aan het sumposium over het Film centrum dat door de NBF in allerijl op 8 oktober tijdens de filmweek in Arnhem was belegd en waaraan ook Kamer leden zouden deelnemen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1979 | | pagina 47