52 meer produkties zijn met een bescheiden budget, terwijl er ook verschuivingen zijn waar te nemen naar band/dia- of videopresentaties. Al met al werd het verslagjaar niet als on gunstig beoordeeld, waarbij ook de aanvankelijke terughou dendheid aan de kant van de overheid is meegevallen. Tegen het einde van het verslagjaar kwamen er alarmeren de berichten uit Den Haag erop neerkomende dat als gevolg van overheidsbezuinigingen er een algemene ver- plichtingenstop zou komen, hetgeen betekent dat ook op het gebied van de filmproduktie voorlopig geen nieuwe opdrachten verleend zouden mogen worden. Per het einde van het verslagjaar was nog niet bekend welke consequen ties deze maatregel voor de produktiesektor zou hebben. Volgens de beschikbare gegevens zouden er 63 opdracht- films zijn gereed gekomen alsmede 27 zogeheten „postbus 51 spots" en 8 aanpassingen daarvan. Daarnaast waren er 29 nieuwe CRM films, hetgeen eveneens meer was dan in het voorgaande jaar. Voor de produktie van korte kunstzinnige en culturele films was in 1979 ƒ2.262.000 beschikbaar waaraan nog ƒ81.000 werd toegevoegd door de eerder genoemde in greep van de Tweede Kamer. Voor 1980 werd een bedrag gevoteerdvan 2.637.000. De situatie op het terrein van de TV-reclamefilms bieef ten opzichte van het voorgaande jaar vrijwel ongewijzigd, er zijn ook ditmaal circa 800 nieuwe en aangepaste TV-commer- cials vervaardigd, waarvan er steerd minder in het buiten land worden geproduceerd. Het STER jaarverslag ver schijnt altijd later dan het onze zodat wij ons moeten bepa len tot een schatting die voor 1979 -22% bedraagt. Met de produktie van TV-reclamefilms is binnen onze bedrijfstak jaarlijks een bedrag van circa 11.000.000 gemoeid. De totale produktie-omzet voor dit soort films ligt aldus nog enkele miljoenen per jaar hoger. Overigens was er in 1978 een kleine daling ten opzichte van 1977 en het zou ons niet verbazen indien ook in 1979 geen sprake was geweest van een stijging van de produktie-omzet. Ook hier blijkt te wor den bezuinigd. De totale omzet in het produktiebedrijf beliep in 1978 ruim ƒ37.000.000, inclusief de produktie van speelfilms. Voor 1979 zal het omzetcijfer naar raming uitkomen op circa ƒ40.000.000. In dit bedrag zijn de laboratoriumomzetten slechts te dele begrepen. Ledental Het aantal leden steeg van 33 tot 34 doordat Koedijk Film B.V. en Jos Stelling Filmprodukties tot het lidmaatschap werden toegelaten terwijl Reinier Meijer Filmprodukties in de loop van het jaar te kennen gaf het lidmaatschap te willen beëindgen. Het aantal laboratorium- respectievelijk studiobedrijven bleef gehandhaafd op 10. Lijst van Geen Bezwaar Er is in 1979 ingevolge een advies van het afdelingsbe stuur dor het Hoofdbestuur één filmproduktiebedrijf op de Lijst van Geen Bezwaar geplaatst namelijk Fred Hilberdink Filmprodukties B.V. te Amsterdam. Koedijk Film en Jos Stel ling Filmprodukties gingen over naar het Bondslidmaat schap en M.G.S. Film Amsterdam B.V. gaf in de tweede helft van het jaar te kennen de plaatsing op de Lijs van Geen Bezwaar te willen beëindigen. In totaal daalde het aan tal plaatsingen op de lijst aldus van 21 naar 19, waaronder 5 speelfilmproducenten. Met het voornemen om in 1979 de plaatsingen op de Lijst van Geen Bezwaar, o.a. door over schrijving naar het Bondslidmaatschap, nog verder uit te dunnen, is weinig voortgang gemaakt. Dit onderwerp is over gebracht naar het programma voor 1980. Vooruitzichten Ook ditmaal moet worden gerapporteeerd dat de vooruit zichten op het produktieterrein onzeker blijven. Er zijn stap pen ondernomen om te komen tot een nauwere samenwer king met de Vereniging van band/dia-producenten en met bedrijven die zich bewegen op het terrein van videoproduk- ties, aangezien een verdergaande versnippering op het AV- terrein ongewenst werd geacht. Verder was tegen het einde van het jaar bekend dat,on danks de van verschillende zijden gemaaktebezwaren, werd voortgewerkt aan het plan Filmcentrum en dat van overheids wege de neiging bestond om serieus te overwegen om de subsidiebedragen voor korte en lange films samen te voe gen, waardoor het begin van een filmcentrum tot stand zou komen. Dit onderwerp dat in het bijzonder voor de speelfilm- produktie hachelijke gevolgen kan hebben, zal in het komen de jaar zorgvuldig in het oog gehouden moeten worden. Verder zuilen ongetwijfeld ook de video-ontwikkelingen, die zich in een hoog tempo voltrekken, veel aandacht vragen en zal het des te meer noodzakelijk zijn om in het komende jaar te aanzien van de produktie van opdrachtfilms meer aan de weg te gaan timmeren dan de laatste jaren het geval is ge weest. De in december samengestelde publiciteitscommis- sie, die elders in het verslag is genoemd, zal daarin zeker een aandeel krijgen. Overigens valt te verwachten dat in 1980 ook het RVD-A- contract zal worden afgerond zodat er op dit terrein weer een rustpauze van enige jaren kan ontstaan, die mogelijk ge bruikt kan worden om te overwegen om naast het standaard contract voor opdrachtfilms ook dusdanige contacten te ontwerpen voor band/dia- respectievelijk vdeo-produkties. Een nieuw medewerkers- en regisseurscontract vraagt even eens de aandacht maar dit is eerder een zaak die ligt op het terrein van de te verwachten nieuwe afdeling speelfilmpro- 'ducenten. Indien deze laatste kwestie in het komende jaar eindelijk zijn beslag krijgt, dan zal opnieuw gewerkt kun nen worden aan de eventuele hergroeppering van de circa 50 produktie-, studio- en laboratoriumbedrijven, al dan niet in combinatie met andere AV-produktiebedrijven die zich eventueel op energerlei wijze bij deze afdeling zouden kun nen aansluiten. L. Claassen.iSecretaris

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1979 | | pagina 50