12
MAANDELDKSCHE M E D EDEELINGEN.
t,
t,
t
f
dat 's Raads opvatting omtrent de geuite grieven tegen het be
streden vonnis aldus kan worden samengevat:
De stelling van appellanten, dat de belooning van Sprecher
niet gebaseerd was op provisie voor aangebrachte contracten,
maar op loon voor de technische leiding der zaak, welke hem
als technische directeur was toevertrouwd, wordt niet bestreden.
Uit dien hoofde moet ook de motiveering van de „Commissie
van Geschillen" gegrond geacht worden, waarbij de stelling
van appellanten, n.1. dat zij van de filmhuur der films, welke
na het uittreden van Sprecher uit de A.C.O. op de door
Sprecher afgesloten contracten door de cliënten van appellan
ten zijn afgenomen, slechts 12}^ provisie aan Sprecher ver
schuldigd is, niet houdbaar genoemd wordt.
Immers was de belooning van Sprecher in de tusschen appel
lanten en Sprecher op 7 December 1931 aangegane overeen
komst vrij nauwkeurig gestipuleerd, en wel als volgt:
„Sprecher ontvangt als vergoeding van de huursom der con
tracten 25% met dien verstande, dat 12J-£ te betalen is na
bevestiging door A.C.O., per aangeteekende brief aan den
cliënt, van ieder door Sprecher aan A.C.O. aangebracht con
tract, uiterlijk 5 dagen na den datum van den poststempel in
contanten en 123-^ naar gelang der afname der contracten.
De verrekening van de eerste \2]/z geschiedt wekelijks, die
der andere 12J/2 maandelijks. De eerste \T-Yi zijn door
Sprecher als voorschot te beschouwen en Sprecher is verplicht,
deze als voorschotten ontvangen W/i terug te betalen, in
dien de contracten gedeeltelijk of in hun geheel, om welke
reden dan ook, niet worden afgenomen, tengevolge waarvan de
filmhuur niet betaald wordt. Bij gedeeltelijke niet-afname van
een contract moet Sprecher slechts het surplus der ontvangen
gelden voor het gedeelte, dat niet is afgenomen, terugbetalen."
Een bepaling, behelzende dat de tweede \2x/2 provisie niet aan
Sprecher zou mogen worden uitbetaald, indien Sprecher niet ten
volle voor de uitvoering der contracten (het verkrijgen van inzet-
data) zou hebben zorggedragen, komt in de overeenkomst niet
voor, zoodat de voorstelling van zaken, door appellanten gegeven,
als zou Sprecher 25 ontvangen van de bedragen, welke binnen
zijn gekomen tijdens zijn dienstbetrekking en W/2 van de be
dragen, welke later zijn ontvangen, niet op de overeenkomst steunt.
Aan den anderen kant is de grief van appellanten tegen het
bestreden vonnis gegrond, waar zij opkomen tegen de overweging
van de „Commissie van Geschillen", dat de bepaling in de over
eenkomst, n.1. „dat Sprecher verplicht is, deze als voorschotten ont
vangen YlYl terug te betalen, indien de contracten gedeeltelijk
of in hun geheel, om welke reden dan ook, niet worden afgenomen,
tengevolge waarvan de filmhuur niet betaald wordt", in de ver
strekkende beteekenis, welke door appellanten daaraan gegeven
wordt, onzedelijk moet worden geacht en dat de aan die bepaling
door geïntimeerde gegeven interpretatie, n.1. dat appellanten geen
provisie behoeven uit te keeren van de filmhuurbedragen, welke zij
door buiten hun macht vallende omstandigheden niet hebben ont
vangen, juist moet worden geacht.
De vraag of door „overmacht" bepaalde contracten niet zijn uit
gevoerd, is niet ter zake dienende, daar volgens de overeenkomst
aan Sprecher geen provisie toekomt bij niet-uitvoering der contrac
ten, ongeacht om welke redenen dan ook.
Op grond van het vorenstaande kan de uitspraak van de „Com
missie van Geschillen", die de provisie van enkele niet-uitgevoerde
contracten in mindering van de vordering van geïntimeerde bracht,
uitsluitend in de gevallen, dat „overmacht" kon worden bewezen,
niet gehandhaafd blijven. Tenzij geïntimeerde het bewijs zou heb
ben kunnen leveren, waarin zij echter behoudens het hierna be
doelde geval niet geslaagd is, dat contracten, door Sprecher afge
sloten, als gevolg van onverantwoordelijk nonchalante gedragingen
der appellanten onvervuld zijn gebleven, waarvan slechts één geval
(het leveren van ondeugdelijk platenmateriaal post 23 in be
roepschrift) aanwezig geacht kan worden, zou Sprecher aanspraak
op uitkeering van provisie hebben kunnen maken.
Bij de hierop volgende bespreking der posten, welke volgens ap
pellanten in mindering van het totale bedrag der door Sprecher
afgesloten contracten moeten worden gebracht, blijkt, dat wel in
geval door Sprecher afgesloten contracten later door nieuwe over
eenkomsten vervangen zijn, de Raad het billijk geacht heeft om
Sprecher's aanspraken op provisie te doen gelden.
Ten aanzien van het door appellanten overgelegd cijfermateriaal
wordt in het vonnis een uitvoerige beschouwing gegeven, welke
niet voor publicatie vatbaar is.
dat uit voorgaande (de hier niet gepubliceerde) beschouwingen
volgt, dat Sprecher aanspraak kon maken op provisie van een
bedrag van ƒ32.717.13;
dat, naar reeds in den aanhef is overwogen, er geen enkele aan
leiding toe bestaat om aan Sprecher minder dan 25 provisie toe
te kennen, op grond, dat voornoemde Sprecher wegens zijn uit
treden uit de zaak, niet in de gelegenheid is geweest voor de uit
voering van alle contracten zorg te dragen;
dat immers de overeengekomen 25 moet worden beschouwd
als een belooning voor de door Sprecher in zijn hoedanigheid van
technisch directeur van de A.C.O.-Film verleende diensten;
dat dus aan Sprecher toekomt 25% van ƒ32.717.13 is ƒ8179.28;
dat gelijk ook door de Commissie van Geschillen is aangenomen,
voornoemde Sprecher van appellanten aan provisie ontvangen heeft
6656.60;
dat, waar Sprecher in totaal toekomt een provisie van ƒ8179.28
(zijn recht op provisie van door hem afgesloten contracten, welke
alsnog vervuld worden, blijft bestaan) kan Sprecher dus alsnog aan
spraak maken op een uitkeering van ƒ8179.28 min ƒ6656.60 is
1522.68;
dat, aangezien Sprecher op 16 Augustus 1932 ter verrekening
van een vordering, die geïntimeerde op hem had, zijn vordering ter
zake van hem toekomende provisie aan geïntimeerde in eigendom
heeft overgedragen, welke overdracht aan appellanten is betee-
kend, geïntimeerde terecht aanspraak kan maken op betaling door
appellanten van het door laatstgenoemden aan Sprecher verschuldigd
provisiebedrag, hetwelk gelijk hiervoren is overwogen, door den
Raad van Beroep is vastgesteld op 1522.68;
dat, wat de vordering in reconventie betreft, de Commissie van
Geschillen, daargelaten dat, indien formeel daartegen geen bezwaar
ware in te brengen, deze tegenvordering waarschijnlijk toch had
behooren te worden afgewezen, deze tegenvordering niet in behan
deling had mogen nemen, wijl het oorspronkelijk geschil, hetwelk
op 12 October 1933 door geïntimeerde is aanhangig gemaakt, is
gerezen als uitvloeisel van een vordering, welke geïntimeerde op
appellanten had, en bijgevolg appellanten (oorspronkelijk gedaag
den) geen vordering in reconventie aanhangig konden maken tegen
een derde, gelijk de heer Sprecher per slot van rekening was. ook al
kan niet worden ontkend, dat genoemde Sprecher ten nauwste bij
de oorspronkelijke vordering van geïntimeerde (oorspronkelijk
eischeres) betrokken is geweest;
dat uit het voorgaande volgt, dat de vordering in reconventie niet
ontvankelijk behoort te worden verklaard;
dat dus de Commissie van Geschillen in eersten aanleg op gron
den, welke door den Raad van Beroep niet geaccepteerd zijn. haar
vordering aan geïntimeerde heeft toegewezen, terwijl ook het toe
gewezen bedrag niet juist was, alsmede dat de Commissie van Ge
schillen ten onrechte aan appellanten haar tegenvordering heeft ont
zegd, en dus haar vonnis moet worden vernietigd;
dat, wat de arbitragekosten betreft, welke de Raad van Beroep
met het oog op den omvang der zaak op 300.heeft vastge
steld, ieder der partijen de helft dezer kosten heeft te dragen, daar
beide partijen ongeveer voor de helft in het gelijk zijn gesteld, ter
wijl de arbitragekosten voor de (niet ontvankelijk verklaarde) tegen
vordering, door den Raad vastgesteld op 60.ten laste van
appellanten komen.
VERZOEKEN OM INSCHRIJVING IN HET NAAM
REGISTER.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de
navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naam
register gedaan:
Datum
waarop in
schrijving ver
zocht is
Titels waaronder de films
in Nederland worden uit
gebracht
Naam van den houder
der exploitatie-rechten
1 Dec. 1934
De Kribbebijter
N.V. Universal Film
Agency
1
De bewaarschool (La Ma-
ternelle)
Muntfilm
1
Met volle muziek (Watt en
Y2 Watt film)
1
Ik houd alléén van jou!
1
Bouboule I Koning der Ne
gers
1
Bank N.E.M.O.
1
Marguerita Gautier (La
dame aux Camelias)
1
De trouwe nimf
1
De koning der Champs Ely-
sées
1
Katz im Sack; Quadrille
d'amour
1
Moeder Perrin
1
De gebochelde
1
De stille aanbidder
1
De crisis is voorbij
10
Misdaad zonder hartstocht
N.V. Paramount Films
10
De „belle" van New-York
11
Muziek in de Aether
N.V. Netherlands Fox
Film Corporation
13
In de macht van Tamburini
Express Film
13
Einde der Wereld
11
21
De Gelaarsde Kat
Centrafilm
28
De Kleine Johannes (naar
het werk van Frederik
van Eeden)
F.T.L. Film
28
De Dubbelganger van Wo-
Ufa Mij. voor Film- en
ronzeff
Bioscoopbedrijf
28
Hotel met damesbediening
28
Liefde, dood en duivel
28
Liefde en de eerste trein
28
Lokvogel
28
De koene zwemmer
28
28
De stralen straal
De stalen straal
Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrij
ving, welke binnen 8 dagen na de verschijning van dit orgaan
schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raad
plege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.