MAANDELIJKSCHE MEPEDEELINGEN.
..Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft
in zijn op Dinsdag, 29 Januari 1935 gehouden vergadering besloten
den heer E. de Hoop Azn. eigenaar van de Muntfilm te Araster
dam, ingevolge het bepaalde in artikel 17b der Statuten de straf
van boete tot een bedrag van 75.op te leggen, zulks op grond:
dat de heer E. de Hoop Azn. door bemiddeling van den burge
meester van de gemeente Zevenbergen de film „De Bewaarschool"
geleverd heeft aan een vereeniging aldaar, die deze film in de laatste
week van December heeft doen vertopnen in het hotel De Beurs'
van den heer C. den Ouden te Zevenbergen, ondanks het feit, dat
de naam van genoemden heer den Ouden voorkwam op de lijst van
uitgesloten film- en bioscoopondernemingen;
dat de heer De Hoop heeft erkend te hebben verzuimd bij het
de naam van genoemden heer den Ouden voorkwam op de lijst van
in welk gebouw die film zou worden vertoond en te contröleeren
of dit gebouw eventueel geboycot was, althans hieromtrent inlich
tingen bij het Bondsbureau in te winnen, welk verzuim hij aan een
samenloop van omstandigheden toeschrijft;
dat de leden van den Bond zich bij het leveren van films steeds
vooraf ervan moeten vergewissen, dat hun films niet zullen worden
vertoond in door den Bond uitgesloten gebouwen, daar het leveren
van films ter vertooning in zulke gebouwen geacht moet worden
te zijn een overtreding van de desbetreffende besluiten van de al-
gemeene ledenvergadering en/of van het Hoofdbestuur;
dat het Hoofdbestuur, ervan overtuigd zijnde, dat de heer De
Hoop te goeder trouw in strijd met het boycotbesluit ten aanzien
van hotel ,De Beurs" te Zevenbergen heeft gehandeld, dan ook
heeft willen volstaan met de opgelegde boete te beperken tot ƒ75.
zijnde het bedrag, dat aan filmhuur voor de vertooning van de film
„De Bewaarschool" te Zevenbergen in rekening is gebracht, in het
vertrouwen dat de heer De Hoop in het vervolg, alvorens tot film
levering aan onbekenden over te gaan, de lijst van uitgesloten film
en bioscoopondernemingen zal raadplegen resp. nadere inlichtingen
bij het Bondsbureau inwinnen.
Het Hoofdbestuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft
in zijn op Dinsdag, 29 Januari j.1. gehouden vergadering besloten het
Algemeen Reclame Bureau en Film-Import N.V. (Arfi) ingevolge
het bepaalde in artikel 17b der Statuten de straf van boete tot een
bedrag van 40.op te leggen, zulks op grond;
dat de Arfi op 6 Januari 1935 in de Concertzaal „Buitenlust" te
Ede een filmvertooning heeft verzorgd, waarbij o.a. vertoond is de
film „Cavalcade", ondanks het feit, dat deze Concertzaal geboycot
is en als zoodanig wordt vermeld op de lijst van uitgesloten film- en
bioscoopondernemingen;
dat de Arfi heeft erkend, dat één harer employé's verzuimd heeft,
alvorens de verzorging van deze voorstelling op zich te nemen, te
controleeren of de Concertzaal „Buitenlust" eventueel geboycot was,
althans hieromtrent bij het Bondsbureau inlichtingen in te winnen;
dat de verantwoordelijkheid voor dit verzuim berust bij de Arfi,
aangezien de leden van den Bond zich bij het leveren van films
of het verzorgen van filmvertooningen steeds voraf ervan moeten
vergewissen, dat deze films niet zullen worden vertoond in dooi
den Bond uitgesloten gebouwen, daar het leveren van films aan en/of
de vertooning ervan in zulke gebouwen geacht moet worden te zijn
een overtreding van de desbetreffende besluiten van de algemeene
ledenvergadering en/of van het Hoofdbestuur;
dat het Hoofdbestuur, aannemende dat de Arfi te goeder trouw in
strijd met het boycotbesluit ten aanzien van de Concertzaal „Buiten
lust" te Ede heeft gehandeld, voor dit maal heeft willen volstaan
met de opgelegde boete te beperken tot 40.zijnde het bedrag,
dat Arfi voor de verzorging der betreffende filmvertooning in reke
ning heeft gebracht, in het vertrouwen, dat de Arfi alle maatregelen
zal nemen om te voorkomen, dat de door de Arfi verzorgde film
vertooningen zouden plaats vinden in door den Bond uitgesloten
gebouwen.
Uitspraken Commissie van Geschillen.
De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar
op Maandag, 7 Januari 1935 gehouden zitting de navolgende uit
spraak gedaan:
Inzake een geschil van de Universal Film Agency N.V. (hierna te
noemen partij-Aafa), gevestigd te Amsterdam, contra de N.V. City
Theater (hierna te noemen partij-City), gevestigd te Eindhoven, die
op haar beurt in vrijwaring heeft doen oproepen de N.V. Kinotech-
niek v.h. firma P. R. van Duinen (hierna te noemen partij-Kino-
techniek), gevestigd te Amsterdam, dat de vordering van partij-
Aafa moet worden toegewezen en partij-City moet worden veroor
deeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij-Aafa te
betalen de kosten voor het aanschaffen der acten 1, 2, 3, 6, 7 en
8 van de copie der film „Schwarzwaldmadel" en de acten 1, 2, 3,
6 en 7 van de copie der film „Jede Frau hat ein Geheimnis" met de
bepaling, dat partij-Aafa de beschadigde acten van de copieën dezer
films daartegenover aan partij-City zal uitleveren, althans deze
acten in tegenwoordigheid van partij-City zal doen vernietigen, een
en ander met veroordeeling van partij-City in de geschilkosten, be
dragende f 20.
Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen:
dat partij-Aafa' stelt, dat partij-City in de week vari 21 t/m. Tl
December 1934 in haar theater vertoond heeft de door partij-Aafa
geleverde films „Schwarzwaldmadel" en „Jede Frau hat ein Ge<
heimnis", bij welke vertooning de copieën dezer film totaald vernield
zijn, zoodat partij-Aafa van partij-City vordert haar de kosten vocr
het aanschaffen van nieuwe copieën dier films te vergoeden, sub
sidiair haar te vergoeden de kosten van de beschadigde gedeelten
der copiën;
dat partij-City erkent, dat zij de copieën in goeden staat heeft ont
vangen en dat de acten 1, 2, 3, 6, 7 en 8 van de copie „Schwarz
waldmadel" en de acten 1, 2, 3, 6 en 7 van. dé copie „Jede Frau
hat ein Geheimnis" bij "de vertooning in haar theater zoodanig zijn
beschadigd, dat deze copiegedeelten niet meer vertoonbaar zijn, doch
er zich op beroept, dat deze beschadiging veroorzaakt is door een
fout in de z.g. soundbox van een der haar door partij-Kinotechniek
onder garantie geleverde geluidsfilmapparaten, op grond waarvan
zij van partij-Kinotechniek vordert haar te vrijwaren voor de door
partij-Aafa gevorderde schadevergoeding;
dat partij-Kinotechniek hiertegen aanvoert, dat zij de apparaten op
12 December 1934 aan partij-City heeft opgeleverd, die haar theater
te Eindhoven op 15 December 1934 heeft geopend, terwijl partij-
City haar eerst op 31 December 1934 telegrafisch er van in kennis
heeft gesteld, dat één der apparaten beschadiging van de vertoonde
films veroorzaakte;
dat partij-Kinotechniek uit het voorgaande de conclusie trekt, dat
de aan partij-City geleverde apparaten aanvankelijk goed gefunc-
tionneerd hebben en dat de in de nieuwe soundbox van een dier
apparaten ontstane fout niet kan worden beschouwd als een con
structie- of montagefout, daar deze fout zich anders reeds vanaf de
in gebruikneming der apparaten zou hebben moeten vertoonen;
dat partij-City en partij-Kinotechniek het er over eens zijn, dat
de beschadiging der films hierdoor is veroorzaakt, dat een veerende
vork, die de film langs een zich in de soundbox bevindenden tamboer
moet geleiden, de films te sterk tegen dien tamboer heeft aange
drukt, doordat de schroef met contra-moer, die door middel van
een nok er voor moet zorgen, dat de veerende vork op een afstand
van 1 mm. van den tamboer verwijderd blijft, losgedraaid was;
dat partij-Kinotechniek zich er op beroept, dat de vorenbedoelde
schroef met contra-moer door de fabriek, welke haar de sound-
boxen levert als waarvan er zich een in de aan partij-City ge
leverde apparaten bevindt, steeds nauwkeurig wordt afgesteld, en
dat zij ((partij-Kinotechniek) nimmer iets aan deze afstelling wijzigt,
terwijl haar nooit gebleken is, dat deze afstelling niet goed zou zijn;
dat partij-Kinotechniek zich dan ook op het standpunt stelt, dat
de vorenbedoelde schroef met nok in het theater van party-City
moet zijn losgedraaid, hetgeen ook hieruit zou kunnen blijken, dat
haar monteur, die de apparaten van partij-City na het telegrafisch
bericht omtrent de beschadiging heeft nagezien en de fout opge
spoord, geconstateerd heeft, dat zich op dien schroef krassen be
vinden, die door ondeskundige behandeling veroorzaakt moeten zijn;
dat partij-City nadrukkelijk ontkent ook maar het geringste aan
de soundbox van het apparaat, dat de beschadiging veroorzaakt
heeft, te hebben veranderd of doen veranderen, terwijl zij het uit
gesloten acht, dat onbevoegden zich toegang hebben verschaft tot
de cabine in haar theater om op deze wijze iets aan de apparaten te
verknoeien, en verder bestrijdt, dat zich op den meerbedoelden
schroef in de soundbox krassen zouden bevinden, als hiervoren
bedoeld;
dat partij-City de fout in de soudbox toeschrijft aan slechte mon
tage, n.1. dat de stelschroef niet juist was afgesteld en gedurende den
tijd, dat de apparaten in werking -waren, is losgetrild;
dat partij-Kinotechniek ontkent, dat de fout in onzorgvuldige mon
tage van de apparaten zou moeten worden gezocht, daarbij als ar
gument tegen het lostrillen van den schroef aanvoerende, dat de
beschadiging dan langzamerhand in omvang zou zijn toegenomen en
niet plotseling te voorschijn zou hebben kunnen treden, zooals in
deze zaak het geval is;
dat tusschen partijen vaststaat, dat van de film „Schwarzwald
madel" de acten 1, 2, 3, 6, 7 en 8 en van de film „Jede Frau hat
ein Geheimnis" de acten 1, 2, 3, 6 en 7 bij de vertooning in het
theater van partij-City dermate zijn beschadigd, dat deze copie
gedeelten niet meer vertoond kunnen worden;
dat de door partij-City contra partij-Kinotechniek ingestelde vor
dering in vrijwaring ongegrond moet worden geacht, daar partij-
City in gebreke is gebleven het bewijs te leveren, dat de oorzaak
der beschadiging gelegen zou zijn in een constructie- of montage-
fout der door partij-Kinotechniek geleverde soundbox en dat partij-
Kinotechniek overeenkomstig de voorwaarden, waarop zij de appa
raten aan partij-City geleverd heeft, alleen aansprakelijk is voor de
schade, die eventueele constructie-, materiaal- of montagefouten ver
oorzaken;
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek nog gebleken
is, dat partij-City reeds op Zaterdag, 29 December 1934 geconsta
teerd heeft, dat haar apparaten filmbeschadiging veroorzaakten, doch
niettemin met de vertooning van de films „Schwarzwaldmadel" en
„Jede Frau hat ein Geheimnis" ook op den daarop volgenden Zon
dag (30 December 1934) is voortgegaan, zonder partij-Aafa van de
beschadiging in kennis te stellen;
dat de Commissie dan ook van oordeel is, dat, zelfs al zou er
sprake van kunnen zijn hetgeen niet het geval is dat de fout
in de soundbox aan partij-Kinotechniek zou kunnen worden geweten,
partij-City, door te verzuimen onmiddellijk nadat zij de beschadi
ging constateerde, de verdere vertooning der films te staken, grove
schuld aan de vernieling der copiegedeelten draagt;