MAANDELIJKSCHE M E DEDEELINGEN.
18. Rondvraag en sluiting.
Namens het Hoofdbestuur
D. HAMBURGER Jr., Voorzitter.
S. ZONDERVAN, Secretaris.
bonden, waarin de meeste winkeliers georganiseerd zijn, tegen het
verderfelijke „cadeau-stelsel" terecht den strijd hebben aangebonden
en overigens vaststaat, dat de werkelijk georganiseerde winkeliers
met deze ook voor den winkelstand onwaardige reclame niets uit
staande hebben;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de inhoud der circulaire ge
acht moet worden te zijn in strijd met de waardigheid van het
Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf, mede wijl door de in de
circulaire gedane aanbieding een plaatsbewijs voor een bioscoop
theater en nog wel voor het toonaangevende Tuschinski-theater
te Amsterdam verlaagd is tot een toegiftartikel bij den aankoop
van een paar ons Kerstkransjes;
dat bovendien door het metamorphoseeren van een waardevol
plaatsbewijs voor een bioscooptheater in een toegiftartikel bij Kerst
kransjes ook de algemeene belangen van het Nederlandsche film
en bioscoopbedrijf, met de zorg waarvoor, evenals voor deszelfs
waardigheid het Hoofdbestuur van den Nederlandsche Bioscoop-
Bond, ingevolge het bepaalde in art. 17 der Statuten is belast,
in ernstige mate is aangetast, wijl immers in het onderhavig geval
de Kerstkransjes als de hoofdzaak moesten worden beschouwd,
doch waarvoor als lokmiddel moesten dienst doen de voor een
luttel bedrag in uitzicht gestelde plaatsbewijzen voor de bioscoop,
welks verkoop echter voor het bioscoopbedrijf het hoofdmiddel van
bestaan vormt;
dat door deze wijze van uitgeven van plaatsbewijzen voor de
bioscoop een stempel van minderwaardigheid op het bioscoop
bedrijf wordt gedrukt, hetgeen trouwens met eiken vorm van reduc-
tieverleening het geval is, waaraan dan ook door de vaststelling
van een aan de algemeene ledenvergadering van den Bond voor
te stellen bedrij f sbesluit een eind zal worden gemaakt, doch de door
Tuschinski gekozen vorm als excessief aangemerkt moet worden;
dat zoowel de daad zelve, de uitgifte van plaatsbewijzen voor
de bioscoop als toegiftartikel, als de wijze waarop deze uitgifte
de Amsterdamscbe burgerij is aangediend, beleedigend voor den
goeden naam van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf moet
worden geacht;
dat dan ook niet volstaan kan worden met toepassing van de
onder sub a. van art. 17 der Statuten gestelde straf van waar
schuwing, doch dat, mede wijl hier een voorbeeld behoort te wor
den gesteld aan alle leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
de door Tuschinski gepleegde inbreuk op artt. 16 en 17 der Sta
tuten met een boete behoort te worden bestraft, waarvan het bedrag
op 500.is bepaald, in de stellige overtuiging, dat daarin vol
doende tot uitdrukking is gebracht de ernstige veroordeeling van
een daad, tegen welker herhaling en/of navolging met gestrengheid
zal worden opgetreden.
(Appellant heeft geen uitvoerig verweerschrift ingezonden.)
Amsterdam, 30 Maart 1935.
Uitspraken Commissie van Geschillen.
De Eerste Kamer der Commissie van Geschillen van den Neder
landschen Bioscoop-Bond heeft in haar op Woensdag, 27 Februari
1935 gehouden zitting inzake het door de heeren Joseph Eggers en
Luwig Katz, tezamen vormende de directie van de Nova Film te
Amsterdam aanhangig gemaakt geschil contra den heer R. Minden
te Amsterdam uitspraak gedaan, dat de vordering van eischers ten
deele moet worden toegewezen en wel tot een bedrag, gelijk aan
het verschil tusschen het volle bedrag, hetwelk gedaagde aan G. G.
Films te Parijs heeft of zal hebben te betalen voor de vertoonings-
rechten voor Nederland van de film .,Les Nuits Moscovites" en
het bedrag, dat gedaagde voor de overdracht dezer rechten van
de D.L.S. Film Holland N.V. te Rotterdam heeft (te) ontvangen,
en mitsdien gedaagde moet worden veroordeeld het toegewezen
bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eischers te betalen,
alsmede in de geschi'kosten, bedragende f 20.zulks op grond van
de overweging:
dat eischers stellen, dat zij op of omstreeks 4 Juli 1934 met ge
daagde een overeenkomst zijn aangegaan, waarbij gedaagde hun
heeft verkocht de rechten voor Holland voor den duur van 5 jaar
van de film ,,Les Nuits Moscovites", welke film de producent er
van aan gedaagde op grond van een desbetreffende overeenkomst
zou hebben te leveren, doch dat het Hoofdbestuur van den Neder
landschen Bioscoop-Bond in zijn op 9 October 1934 gehouden ver
gadering besloten heeft, dat uitsluitend de D.L.S. Film Holland N.V.
gevestigd te Rotterdam op grond van haar oudste rechten aan
spraak kan maken op levering van genoemde film en het Hoofd
bestuur, mocht de D.L.S. Film Holland deze haar aanspraken laten
gelden, dan ook niet zou kunnen toestaan, dat deze film, indien
bedoelde producent deze film uitsluitend aan gedaagde reu willen
leveren, in de bioscooptheaters van de bij den Bond aangesloten
leden zou worden vertoond;
dat eischers verder stellen, dat gedaagde in strijd met het voren
bedoeld besluit van het Hoofdbestuur de film ..Les Nuits Mosco
vites" van den producent, de G. G. Films te Parijs heeft afgenomen
en heeft geleverd aan de D.L.S. Film Holland N.V. te Rotterdam,
hetgeen eischers tevens in strijd achten met de tusschen partijen
bestaande overeenkomst, op grond waarvan gedaagde immers ver
plicht is, indien de film hem door den producent wordt geleverd,
de film over te dragen aan eischers;
dat eischers, die zich op deze wijze een van de belangrijkste films
van hun productie zien ontnomen en daardoor dan ook ernstige
schade hebben geleden, op grond van het vorenstaande van ge
daagde vorderen een schadevergoeding van 15.000.of zooveel
minder als de Commissie billijk acht;
dat gedaagde zich op het standpunt stelt, dat de Commissie van
Geschillen niet bevoegd is van de klacht kennis te nemen, daar hij
niet in strijd met het Hoofdbestuursbesluit heeft gehandeld door de
film „Les Nuits Moscovites" te leveren aan de D.L.S. Film Holland
NV., te Rotterdam, welke N.V. door het Hoofdbestuur immers was
aangewezen als de eenige rechthebbende op de vertooningsrechten
voor Nederland van genoemde film en gedaagde uit dien hoofde
niet aansprakelijk is voor de door eischers gevorderde schadever
goeding;
dat de Commissie omtrent de door gedaagde opgeworpen excep
tie van oordeel is, dat aan de bzevoegdheid der Commissie om van
het geschil kennis te nemen niet de geringste twijfel kan bestaan,
daar ingevolge artikel 1 van het Arbitrage-Reglement van den Ne
derlandschen Bioscoop-Bond, met uitsluiting van den burgerlijken
rechter aan de Bondsarbitrage onderworpen zijn alle tusschen de
leden van den Bond onderlinge ontstane geschillen en partijen leden
van den Bond zijn;
dat gedaagde, die tot afname van de film van den producent op
verzoek van de D.L.S. Film Holland N.V. is overgegaan en mede
teneinde het reeds door hem aan den producent betaalde bedrag
veilig te stellen, verder aanvoert, dat, indien hij de film zou hebben
overgedragen aan eischers, deze de film niet in Nederland zouden
hebben kunnen verhuren, gezien het besluit van het Hoofdbestuur,
dech niettemin de overeengekomen betalingen zouden hebben moe
ten doen;
dat eischers het standpunt van gedaagde bestrijden met een beroep
op het tusschen partijen bestaand contract, waarmede gedaagde
huns inziens in strijd heeft gehandeld, daarbij nog aanvoerende,
dat, wanneer gedaagde de film niet van den producent zou hebbea
afgenomen, deze producent de film ,,Les Nuits Moscovites" zou
hebben moeten leveren (al of niet door interventie van het Hoofd
bestuur van den Bond) aan de D.L.S. Film Holland NV., aldus
inbreuk makende op de door den producent met gedaagde gesloten
overeenkomst, zoodat gedaagde dan schadevergoeding voor het ge
beurde van den producent zou hebben kunnen vorderen en op zijn
beurt eischers schadeloos zou hebben kunnen stellen;
dat de Commissie van oordeel is, dat gedaagde niet tot afname van
de film van den producent had moeten overgaan zonder daarin
eischers te kennen, hetgeen, zooals uit het door de Commissie in
gesteld onderzoek is gebleken, zonder voorkennis van eischers is
geschied;
dat de Commissie het overigens niet onverklaarbaar acht, dat ge
daagde, zij het dat deze zulks in overleg met en met instemming van
eischers had behooren te doen, de film van den producent heeft
afgenomen teneinde het reeds dooi hem aan den producent betaalde
bedrag, dat hij bij niet-afneming van de film zou verbeuren te
„redden", om op die wijze tevens het bedrag, hetwelk eischers reeds
bij hem hadden gedeponeerd, aan eischers te kunnen terugbetalen,
hoewel ook de Commissie het juister zou hebben gevonden, indien
gedaagde niet zijn bemiddeling had verleend bij de levering der
film door den producent aan de D.L.S. Film Holland N.V. en bij
inbreuk op zijn contract met dien producent betreffende de film
„Les Nuits Moscovites", n.L, door rechtstreeksche levering van
den producent aan de D.L.S. Film Holland N.V., de bescherming
van het Hoofdbestuur van den Bond had behooren in te roepen,
althans indien de producent in gebreke zou blijven hem genoeg
doening te verschaffen;
dat gedaagde echter niet ten volle aansprakelijk kan worden ge
steld voor de door eischers geleden schade, die veroorzaakt is, door
dat de producent van de film de rechten voor Nederland én aan ge
daagde heeft verkocht én een optie op deze rechten reeds eerder
aan D.L.S. Film Holland N.V. in handen heeft gegeven, doch dat
de Commissie het billijk acht, dat gedaagde het bedrag, dat hij heeft
overgehouden van de door D.L.S. Film Holland N.V. betaalde
koopsom na aftrek van hetgeen hij den producent had te betalen,
d.i. dus de bruto-winst bij deze trasactie, bij wijze van schadever
goeding betaalt aan eischers;
dat dan ook de vordering van eischers ten deele moet worden
toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld om het toege
wezen bedrag gelijk hiervoren bedoeld aan eischers te betalen.
De Tweede Kamer der Commissie van Geschillen heeft in haar
op Woensdag, 13 Maart 1935 gehouden zitting de navolgende uit
spraken gedaan:
Inzake een geschil van de Handelmaatschappij Transformatie N.V.
Afdeeling Film-Import-Maatschappij, gevestigd te Amsterdam con
tra de N.V. van Royen's Exploitatie Maatschappij, eveneens ge
vestigd te Amsterdam, verklaart de Commissie, dat gedaagde
(Rema) verplicht is de film getiteld „Son autre amour" van eische-
res (F.I.M. Film) vóór 31 Augustus 1935 op de in het tusschen
partijen bestaand contract (gedateerd 13 Juni 1934) vermelde voor
waarden af te nemen, althans de voor de vertooning dezer film in
haar theaters overeengekomen filmhuurbedragen aan eischeres vóór
31 Augustus 1935 te betalen.