TOEPASSING ARTIKEL 17 DER STATUTEN.
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 27 October 1936 ingevolge het bepaalde
in art. 17b der Statuten besloten de straf van boete
tot een bedrag van 100.toe te passen op de
N.V. Kinotechniek v.h. firma P. R. van Duinen
te Amsterdam, zulks op grond van de overweging:
UITSPRAKEN RAAD VAN BEROEP.
dat de N.V. Kinotechniek aan een zekeren heer Van Riel
te Lisse geleverd heeft de films „Het eiland van het gezon
ken goud" en „De pseudo-bandiet", welke door genoemden
heer Van Riel op 11 October j.1. in een voor het publiek toe
gankelijke voorstelling in het R.K. Volksgebouw te Lisse zijn
vertoond;
dat voornoemde heer Van Riel geen lid van den Neder-
landschen Bioscoop-Bond is en evenmin is geplaatst op de
„Lijst van Geen Bezwaar", als bedoeld in het „Nieuwe Leden
en Zakenbesluit", vastqesteld in de algemeene ledenvergade
ring dd. 10 Februari 1936;
dat Kinotechniek dan ook overtreden heeft het in voor
noemd Bondsbesluit aan de leden van den Bond uitgevaar
digd verbod om andere films, dan welke betreffen onderwer
pen van wetenschap, nijverheid, landbouw of handel en als
zoodanig ingevolge art. 1, lid 2. 2e van de Bioscoopwet zijn
goedgekeurd door de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring ten verhuur (in den zin van art. 1 van de Algemeene
Voorwaarden.van Verhuur en Huur van Films), verkoop of
gebruik af te staan aan of ten behoeve van een persoon of
zaak (alle soorten zedelijke lichamen inbegrepen), die geen
lid is van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en niet staat
vermeld op de z.g. „Lijst van Geen Bezwaar";
dat Kinotechniek er zich weliswaar op beroept, dat de heer
Van Riel haar had medegedeeld, dat hij wel geplaatst was
op de Lijst van Geen Bezwaar en dat hij de betreffende films
alleen in een voorstellingen van werkloozen zou vertoonen.
maar dat Kinotechniek zich er bij het Bondsbureau van had
behooren te vergewissen, of deze mededeeling juist was, terwijl
bovendien vaststaat, dat de heer Van Riel een voor het
publiek tegen entree toegankelijke voorstelling heeft gegeven;
dat art. 17 der Statuten dan ook op Kinotechniek moet
worden toegepast;
dat het Hoofdbestuur, in aanmerking nemende, dat het niet
de eerste maal is, dat art 17 der Statuten op Kinotechniek
moet worden toegepast, met een boete van 100.voldoen
de den ernst van deze overtreding tot uitdrukking meent te
hebben gebracht.
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 27 October 1936 besloten, ingevolge arti-
keij 17b der Statuten, de straf van boete tot een
bedrag van 100.op te leggen aan de N.V.
Filmafdeeling der K.S.A. te Leiden, zulks op grond
van de overweging:
dat de K.S.A. aan het Katholiek Gezellenhuis te Nijmegen
heeft geleverd de film „De Erfgenamen van Oom Jan", welke
film aldaar op 27 September is vertoond;
dat de K.SA. bij schrijven d.d. 13 September verzocht
heeft het Katholiek Gezellenhuis te Nijmegen, dat geen lid
van den Bond is, op de „Lijst van Geen Bezwaar" te plaat
sen, naar aanleiding waarvan het Hoofdbestuur bij schrijven
d.d. 30 September aan de K.S.A. heeft gevraaqd te berichten,
hoeveel filmvoorstellingen jaarlijks in het Gezellenhuis te
Nijmegen worden gegeven en of deze voorstellingen openbaar
zijn, dan wel uitsluitend toegankelijk voor de leden eener
vereeniging;
dat de K.S.A. echter zonder de door het Hoofdbestuur te
nemen beslissing af te wachten de vorenbedoelde film aan
het Katholieke Gezellenhuis heeft geleverd, waardoor zij dus
overtreden heeft het bepaalde in hoofdstuk I, sub la. van het
„Nieuwe Leden- en Zakenbesluit", vastgesteld in de alge
meene ledenvergadering van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond d.d. 10 Februari 1936, waarbij het aan alle leden ver
boden is om andere films, dan welke betreffen onderwerpen
van wetenschap, nijverheid, landbouw of handel en als zoo
danig ingevolge artikel 1, lid 2, 2e. van de Bioscoopwet zijn
goedgekeurd door de Centrale Commissie voor de Filmkeu
ring ten verhuur (in den zin van artikel 1 van de Algemeene
Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films), verkoop of
gebruik af te staan aan of ten behoeve van een persoon of
zaak( alle soorten zedelijke lichamen inbegrepen), die geen
lid is van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en niet staat
vermeld op de z.g. „Lijst van Geen Bezwaar";
dat de K.S.A. zich er weliswaar op beroept, dat zij bij de
levering van haar film aan het Katholieke Gezellenhuis te
Nijmegen de voorwaarde heeft gesteld, dat de film uitsluitend
in een strikt besloten voorstelling mocht worden vertoond,
maar dat uit advertenties in de dagbladen blijkt, dat deze
voorstelling niet alleen tegen betalina van een entreegeld van
0.25 toegankelijk was voor de leden van de Gezellen-
vereeniging, maar ook voor hun familieleden en introducée's,
zoodat deze voorstelling een openbaar karakter droegr
dat bovendien op 24 en 25 October de eveneens door de
K.S.A. geleverde film „De groote Weldoenster" in het Ge
zellenhuis te Nijmegen is vertoond, welke voorstelling voor
het publiek toegankelijk was;
dat de K.S.A. er zich weliswaar op beroept, dat de op
25 October aldaar gegeven voorstelling door haar afdeeling
reizende bioscoop is georganiseerd, maar dat dit in ieder
geval niet van toepassing is op de voorstelling van 24 Octo
ber, gelijk door de K.S.A. is erkend;
dat het Hoofdbestuur zich dan ook niet kan onttrekken aan
den indruk, dat de afdeeling reizende bioscoop der K.S.A.
slechts in naam de voorstelling van 25 October heeft geor
ganiseerd, doch dat deze voorstelling in werkelijkheid van de
Katholieke Gezellenvereeniging, die een projectie-apparaat in
haar bezit heeft, is uitgegaan;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de K.S.A. bij herhaling
welbewust het bepaalde in hoofdstuk I, sub. la van het
„Nieuwe Leden- en Zakenbesluit" heeft overtreden en dat
derhalve artikel 17 der Statuten'op haar moet worden toe
gepast;
dat het Hoofdbestuur, in aanmerking nemende, dat reeds
eerder artikel 17 der Statuten op de K.S.A. moest worden
toegepast, met een boete van 100.den ernst van deze
overtreding voldoende meent tot uitdrukking te hebben ge
bracht.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van den Nederland
schen Bioscoop-Bond heeft in zijn zitting van Woensdag
28 October 1936 in hoogste instantie de navolgende uitspra
ken gedaan:
Inzake het door de heeren O A. Bruyn en A. Samek,
beiden wonende te Weenen, bij schrijven dd. 29 Juni 1936
aanhangig gemaakt hooger beroep en het door de vennoot
schap onder firma Lumina Film, gevestigd te Amsterdam, op
14 Juli 1936 ingediend tegen-beroep van het vonnis der
„Commissie van Geschillen", gewezen op 3 Juni 1936 en
aan partijen op""15 Juni d.a.v. schriftelijk ter kennis gebracht,
inzake het geschil Vennootschap onder firma „Lumina Film",
gevestigd te Amsterdam (oorspronkelijk eischeres, verder te
noemen partij-Lumina) contra voornoemde heeren C. A.
Bruyn en A. Samek, beiden wonende te Weenen (oorspron
kelijk gedaagden, verder te noemen partij-Bruyn-Samek),
dat het vonnis waarvan beroep, moet worden vernietigd en
opnieuw rechtdoende partij-Bruyn-Samek moet worden ver
oordeeld, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij-
Lumina te betalen:
a. voor het inlossingsbedrag van de op 15 November en
15 December 1935 vervallen wissels ƒ4182.78 (vermin
derd met hetgeen reeds door partij-Lumina is geïncas-