INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 6'. L. S. 8 dat trouwens gedaagde en niet de vorenbedoelde Com missie, die slechts toezicht had uit te oefenen op de kwaliteit van de film en dus niet op de financieele uitvoering van het contract, de overeenkomst met eischeres is aangegaan en dan ook alle verplichtingen voor haar uit die overeen- komst voortspruitende behoort na te komen; dat uit het vorenstaande volgt, dat weliswaar de schrifte lijke verklaringen van de heeren K. Vorrink, M. Wolters en M. Sluyser overeenstemmen met de getuigenverklaringen van de heeren Max Nosseck en Leo Meyer, althans voor- zoover betreft het door den heer Vorrink genoemde bedrag van (min fzijnde het maximum bedrag, dat hij zijnerzijds aan de vervaardiging der invoegsels ten koste wilde leggen, maar dat er op zijn minst genomen twijfel aan bestaat, of met die afspraak tevens bedoeld was, dat gedaagde, indien de vervaardigingskosten dit maximum zouden overschrijden, het meerdere niet zou hebben te betalen, althans niet, dat eischeres met een dergelijke regeling accoord is gegaan, zonder zich het recht voor te behouden het meer dere bedrag van gedaagde te vorderen; dat de Commissie niet als juist kan aannemen, dat, indien inderdaad op 24 September 1936 een voor gedaagde zoo belangrijke mondelinge overeenkomst, als in de voorafgegane overweging bedoeld, ware tot stand gekomen een over eenkomst, die geheel afwijkt van hetgeen is vastgelegd in het contract dd. 17 Februari 1936, den brief van eischeres dd. 12 Mei 1936 en de nadere overeenkomst van 14 Sep tember 1936, gedaagde verzuimd zou hebben zulk een mondelinge overeenkomst schriftelijk te bevestigen, waarbij de Commissie in aanmerking heeft genomen, dat er over de geheele uitvoering van het contract van 17 Februari 1936 en alles wat daarmede verband houdt, breedvoerig tusschen partijen is gecorrespondeerd; dat bovendien in art. 6 van het contract dd. 17 Februari 1936 is bepaald, dat „wijzigingen in dit contract slechts schriftelijk kunnen worden gemaakt, zoodat partijen zich nooit of te nimmer op mondelinge afspraken, dit contract betref fende, kunnen beroepen"; dat uit het vorenstaande volgt, dat de besprekingen, die op 24 September 1936 tusschen de heeren K. Vorrink c.s. en den directeur van eischeres, den heer M. Sprecher, zijn gevoerd, bij de beoordeeling van de door eischeres cohtra gedaagde ingestelde vordering, uitgeschakeld moeten worden; dat bovendien gedaagde uitvoering heeft gegeven aan de met eischeres gemaakte afspraak, vervat in den brief van eischeres aan gedaagde dd. 12 Mei 1936 (hieronder nader omschreven) door op 21 September 1936 aan eischeres te betalen een bedrag van f 900.blijkens gedaagdes brief aan eischeres van denzelfden datum als volgt gespecificeerd: Aan betaling voor tusschenvoeging in de film „Ochtendgloren" volgens afspraak ƒ1000. Verminderd met onkosten, gemaakt voor de heeren Sluyser en Wolters, Parijs, e.a. volgens af spraak met Uwen heer De Groot 75. Voor verdere onkosten 25. --------- 100. Totaal900.— waaruit tevens blijkt, dat gedaagde op 21 September 1936 bereid was behalve de fdie in den oorspronkelijken contractprijs waren begrepen, de verdere vervaardigings kosten der invoegsels voor haar rekening te nemen (immers verrekende zij op genoemden datum reeds f dat eischeres haar vordering heeft gestaafd met: Ie. het contract met gedaagde dd. 17 Februari 1936, 2e. haar brief aan gedaagde dd. 12 Mei 1936, waarin o.m. is vermeld: „Mocht LI (d.i. gedaagde) in de film meer op namen wenschen dan in het contract is voorzien (bij welke opnamen U tegenwoordig kunt zijn), dan worden U door Rhytmographie alle origineele rekeningen voorgelegd, waar van Rhytmographie betaalt, terwijl de kosten boven dit bedrag voor Uw rekening zijn", 3e. de aanvullende overeenkomst op of omstreeks 14 Sep tember 1936 tusschen partijen aangegaan, waarin o.m. is bepaald: ,,2e. Wordt de film in haar geheel aanvaard, dan worden de kosten dezer tusschenvoegingen betaald gelijk vroeger ten aanzien van dit punt is afgesproken, n.1. door Arfi", 4e. een specificatie der vervaardigingskosten der invoegsels van de film „Ochtendgloren", totaal bedragende fwelk bedrag op grond van de afspraak vermeld onder 2e. met 700.verminderd moet worden, zoodat resteert f dat gedaagde ten aanzien van deze specificatie slechts bezwaar heeft gemaakt ten aanzien van de post „regie- Nosseck en stof daar getuige Nosseck verklaard heeft als tegemoetkoming voor zijn werkzaamheden bij het maken der invoegsel fvan eischeres te hebben ont vangen; dat echter uit het door de Commissie ingestelde onderzoek gebleken is, dat van de post „regie-Nosseck en staf", be halve aan den heer Max Nosseck ook aan den heer Leo Meyer, als productieleider is betaald, zoodat het bezwaar van gedaagde niet steekhoudend moet worden geacht; dat al hetgeen gedaagde verder tot haar verweer heelt opgeworpen (o.m. betreffende de h.i. .te trage wijze, waarop eischeres uitvoering aan de overeenkomst heeft gegeven) en de daardoor onstane moeilijkheden, niet terzake dienende moet worden geacht en buiten beschouwing dient te blijven; dat vaststaat, gelijk door gedaagde is erkend, dat zij ten slotte op 3 October 1936 de film „Ochtendgloren" zonder eenig voorbehoud heeft geaccepteerd; dat de aanmerkingen, welke gedaagde op den materieelen toestand der haar door eischeres geleverde copieèn van de film „Ochtendgloren" heeft gemaakt, buiten het bestek van het geding geacht moeten worden te vallen; dat dan ook het geheele verweer van gedaagde, voor zoo ver terzake dienende, niet steekhoudend moet worden geacht en de vordering van eischeres, welke door de aan de Com missie overgelegde bescheiden wordt gestaafd, gegrond moet worden geacht; dat uit het vorenstaande volgt, dat de vordering van eischeres behoort te worden toegewezen en gedaagde mits dien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a fmet de rente daar van ad 5 's jaars vanaf 10 November 1936 tot aan den dag der voldoening, alsmede in de getuigenkosten, bedragende 260.en de kosten van het geschil, welke de Commissie met het oog op het omstandig onderzoek, waarvan twee zittingen der Commissie bijkans geheel gewijd moesten wor den, op 100.heeft bepaald. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, welke vóór 12 Februari e.k. schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raadplege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister. Datum waarop in schrijving ver zocht is Titels waaronder de films in Nederland worden uit gebracht Naam van den houder der ex ploitatie-rechten 16 Jan. 1937 19 19 19 19 19 20 20 21 22 22 22 Zilveren vleugels Sherlock Holmes Vrijspraak. Levenslang! Nachtasyl Huwelijksgeheimen De weg naar Rio Jenny Pygmalion De kleine piraat Born to danse Tusschen haat en liefde Een sensationeele vacantie Hispano. Ufa. Filmex. Warner. Metro.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 10