OFFICIEEL ORGAAN VAN DEN N EDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND KWESTIE HAARLEM VAN DE BAAN De vraag, welke sedert maanden een ieder onzer op de lippen lag, n.1. of en wanneer het besluit van den Haarlemschen gemeenteraad om de ver- makelijkheidsbelasting uitsluitend voor de biosco pen van 20 tot 25 te verhoogen, van kracht zou worden, is thans eindelijk beantwoord en wel in ontkennenden zin. In de raadsvergadering van Vrijdag 5 Maart heeft de wethouder voor de financiën, de heer W. Roodenburg, aan het slot der zitting medege deeld, dat de Regeering aan het gemeentebestuur had bericht, geen prijs te stellen op de bij raads besluit verhoogde vermakelijkheidsbelasting voor de bioscopen van 20 op 25 dit mede in verband met het feit, dat de begrooting 1937 niet sluitend was te brengen, zonder dat het gemeentebestuur een beroep had gedaan op het werkloosheidssub- sidiefonds. Het gat in de begrooting is nu bij het vervallen van de geraamde meerdere belastingopbrengst ad f 20.000.— vergroot tot ongeveer 420.000.—. De Regeering heeft toegezegd, dat dit geheele bedrag uit het fonds zou worden opgebracht. Zij stelde evenwel den eisch, dat het door den raad verwor pen beginsel met afschaffing van de telefoonver goeding voor de raadsleden, alsnog zou worden aanvaard. De Raad ging hiermede accoord. Deze mededeeling heeft bij ons niet zoozeer ver rassing, als wel blijde voldoening gewekt. Zij behoefde ons daarom niet te verrassen, om dat wij uiteraard wisten, ook al is daarvan in dit orgaan nimmer gebleken, dat er stappen werden ondernomen om het Haarlemsche belastingbesluit alsnog ongedaan te maken en dat daarbij kans op succes niet was uitgesloten. De voldoening in den kring van het film- en bioscoopbedrijf over de geste der Regeering ten opzichte van de onderhavige aangelegenheid is echter des te grooter. Het gaat niet aan onder de gegeven omstandig heden het verloop der kwestie uitvoerig te rele- veeren. Zij er slechts op gewezen, dat wij indertijd géén middel onbeproefd hebben gelaten en géén argument verwaarloosd, om zoowel het College van B. en W. als den Raad te overtuigen van het onbillijke en het ongemotiveerde van hun be sluit, alsook van de funeste gevolgen, daaraan verbonden. Ons toenmalig betoog bij den wethouder voor de financiën, ons adres aan den Raad en ons com mentaar, in dit orgaan gegeven op het verloop der discussies in den Raad, spreken te dien op zichte voor zichzelf. De argumenten daarentegen van het College van B. en W., waren in alle opzichten aanvecht baar en werden dit niet alléén door ons ge acht terwijl de motieven, waarop de Raad het voorstel van B. en W. op Woensdag 9 September niettemin met 31 tegen 5 stemmen heeft aanvaard, ten eenen male de rechtvaardigheid en de billijk heid tegenover een zoo vooraanstaand bedrijf in de gemeente geheel uit het oog hadden verloren. 1

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 3