INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 12 bist mein Glück" voor de eerste maal te Amsterdam, 's-Gra- venhage of Rotterdam zou worden vertoond, de bedoeling ten grondslag ligt, dat bij vertooning van de film in één der tot de collectieve overeenkomst behoorende theaters door gedaagde en haar medecontractanten zou kunnen worden beoordeeld en gecontroleerd, welke resultaten de vertooning van deze film zou opleveren, hetgeen uiteraard bij vertoo ning in een niet tot de collectieve overeenkomst toegetreden theater als het Metropole Palace te 's-Gravenhage voor gedaagde niet mogelijk is; dat naar de meening van gedaagde dan ook de vertooning in het Metropole Palace geheel moet worden uitgeschakeld en dat zij, toen de film in haar theater te Amsterdam werd ver toond, binnen den in het contract met eischeres gestelden termijn gebruik heeft gemaakt van haar optierecht, door bij schrijven dd. 21 Januari 1937 aan eischeres te berichten, dat zij van haar optierecht op de tweede Gigli-film gebruik wenschte te maken; dat naar het oordeel der Commissie het strijdpunt tus- schen partijen in hoofdzaak wordt bepaald door de inter pretatie van de in het contract opgenomen omschrijving van den termijn, waarbinnen het optierecht moet worden uitge oefend en wel speciaal door de vraag, wat verstaan moet worden onder „het eerstvertoonende theater in Amsterdam, Den Haag of Rotterdam"; dat met „het eerstvertoonende theater te Amsterdam, Den Haag of Rotterdam" bij het aangaan van de overeenkomst door beide partijen geacht moet worden te zijn bedoeld een van de tot de collectieve overeenkomst toegetreden theaters in Amsterdam, Den Haag of Rotterdam, en wel dat theater, hetwelk de film het eerste zou vertoonen; dat echter geen van de partijen heeft voorzien de mogelijk heid, dat de eerste vertooning van de film in Amsterdam, Den Haag of Rotterdam in een ander theater zou kunnen geschieden dan in de bioscopen, die tot de collectieve over eenkomst waren toegetreden; dat echter vaststaat, gelijk blijkt uit een brief dd. 17 No vember 1936 van de N.V. Metec aan eischeres, welke voor accoord is geteekend door gedaagde en de vorenvermelde theaterdirecties, dat met instemming van alle partijen de film „Du bist mein Glück" te 's-Gravenhage in plaats van in het Passage Theater in het Metropole Palace is vertoond, zonder dat gedaagde daarbij zich het recht heeft voorbe houden haar optierecht eerst uit te oefenen bij vertooning der film „Du bist mein Glück" in Amsterdam of Rotterdam met uitsluiting van 's-Gravenhage; dat strikt formeel genomen in ieder geval vaststaat, dat de film „Du bist mein Glück" het eerst vertoond is in het Metropole Palace te Den Haag vóór de vertooning dezer film in andere theaters te Amsterdam, Den Haag of Rotterdam, waartegenover gesteld moet worden de bewering van ge daagde, dat bij de beoordeeling van het optierecht het Me tropole Palace geheel zou moeten worden uitgeschakeld; dat wat de bepalingen in het contract tusschen partijen ten aanzien van het optierecht betreft, de Commissie van oordeel i's, dat de bedoeling van partijen bij het aangaan der overeenkomst moet zijn geweest, dat, zoodra kon worden nagegaan, welken indruk de film „Du bist mein Glück" bij vertooning in één der z.g. eersteweek-theaters te Amsterdam, Rotterdam of Den Haag bij het publiek zou maken, over de optie op de tweede Gigli-film zou worden beslist; dat de Commissie, in aanmerking nemende het feit, dat de bezoekers van het Passage Theater te Den Haag over het algemeen tot een ander gedeelte (klasse) van de bevol king behooren dan die van de Cinema Royal te Amsterdam, voorts van oordeel is, dat de resultaten, welke bij de ver tooning van de eerste Gigli-film in het Passage Theater te Den Haag zouden zijn gemaakt, geen betere maatstaf voor de beoordeeling der met de tweede film te bereiken resultaten zou hebben gevormd dan de resultaten van de vertooning, welke van de eerste film in het Metropole Palace te Den Haag heeft plaats gevonden; dat dan ook gedaagde zoowel strikt formeel als uit het oogpunt van de bedoelingen, welke bij het aangaan van de overeenkomst bij beide partijen hebben voorgezeten, van haar optierecht gebruik had behooren te maken in de week van 18 tot 24 December 1936, toen de film „Du bist mein Glück" in het Metropole Palace te 's-Gravenhage werd vertoond, indien zij althans van dat recht gebruik wenschte te maken; dat echter vaststaat, dat gedaagde eerst na het verstrijken van den daarvoor vastgestelden termijn op 21 Januari en dus te laat aan eischeres heeft medegedeeld, dat zij van haar optierecht wenschte gebruik te maken; dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde den voor het uitoefenen van het optierecht gestelden termijn ongebruikt heeft laten voorbijgaan en dat derhalve het optierecht als vervallen moet worden beschouwd, daargelaten dat de N.V. Metec voornoemd blijkens haar brief aan eischeres dd. 22 December 1936 reeds afstand van haar optierecht had gedaan, waardoor verbroken was een der schakels van de keten der als een ondeelbaar geheel bedoelde contracten tusschen eischeres eenerzijds en gedaagde, alsmede de andere voor melde theaters te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam an derzijds en dientengevolge het optierecht automatisch als vervallen moet worden beschouwd, en gedaagde trouwens niet bij machte kan worden geacht te voldoen aan haar contractueele verplichting tegenover eischeres om door het uitoefenen van haar optierecht aan eischeres te garandeeren, dat alle tot de collectieve overeenkomst toegetreden theaters (w.o. de N.V. Metec te 's-Gravenhage) eveneens van de optie gebruik zouden maken; dat hetgeen zoowel door eischeres als door gedaagde ver der naar voren is gebracht, o.m. betrekking hebbende op het verschuiven van inzetdata, enz. als niet ter zake dienende moet worden beschouwd en dus buiten beschouwing kan blijven; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de kosten van het geschil, welke de Commissie met het oog op de uitvoe rige behandeling, welke aan deze zaak is gewijd, heeft bepaald op 40. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister, zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, welke vóór 12 April e.k. schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend, raadplege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister. Datum waarop in schrijving ver zocht is Titels waaronder de films in Nederland worden uit gebracht Naam van den houder der ex ploitatie-rechten 15 Maart 1937 Als je verliefd bent1) Columbia 16 De romantische Senorita L.C.B. Filmdistr. 16 De Misdaad in de Nacht L.C.B. Standaard club '2) films 18 Gevaarlijk Spel Tobis Filmdistr. 18 Het Land der Liefde 18 Mister Flow o ii 19 Proces met gesloten Deuren Europa Film 19 Drie dolle Dagen 19 i' Eva uit het Paradijs 19 i' t' Geld is niet alles! 19 ii Julika 20 Bommen op Madrid Filmex 1) Hiervoor vervalt de titel: „Getrouwd en toch gescheiden" 2) Hiervoor vervalt de titel: „Dappere Jenny". 3) Hiervoor vervalt de titel: „Hofloge".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 14