COMMISSIE NIEUWE ZAKEN ONTBONDEN
Op Maandag, 5 April is in de Bestuurskamer van
het Bondsbureau te Amsterdam een bijeenkomst
gehouden ter ontbinding van de Commissie Nieuwe
Zaken van den Nederlandschen Bioscoop-Bond.
Nagenoeg alle leden van de Commissie, alsook
vele Hoofdbestuursleden waren bij deze bijeen
komst tegenwoordig.
Namens het Hoofdbestuur heette de Bondsvoor
zitter, de heer D. Hamburger Jr., allen vriendelijk
welkom, daarbij in het bijzonder begroetend den
Voorzitter der Commissie, den heer Mr. G. M.
Greup, en den Vice-Voorzitter, Jhr. Dr. J. C.
Mollerus.
Spreker herinnerde eraan, dat de omstandigheid,
dat het Nieuwe Leden- en Zakenbesluit in de
Buitengewone Ledenvergadering van 10 Februari
1936 voor den duur van 1 jaar werd genomen en
aangezien er geen behoefte aan werd gevoeld
het te verlengen op 17 Februari 1937 derhalve
expireerde, aan de taak van de Commissie N.Z.
als het ware automatisch een einde heeft gemaakt.
Het Hoofdbestuur zou echter te kort geschoten
zijn, niet alleen in hoffelijkheid maar ook in waar
deering jegens het werk en jegens de toewijding
van de leden persoonlijk, wanneer het hun taak
zonder meer als beëindigd zou beschouwen.
Spreker ging vervolgens na, hoe het Nieuwe
Leden- en Zakenbesluit was tot stand gekomen
en wees erop, dat de importantie, zoowel van het
Noodbesluit van 1935 als van het Nieuwe Leden
en Zakenbesluit van 1936, den Bond noopte daar
aan telkens een tijdelijk karakter te geven. Dit
had het voordeel, dat het bedrijf steeds weer ten
spoedigste in de gelegenheid was om de eenmaal
genomen besluiten te toetsen aan den momenteelen
toestand van het bedrijf in het algemeen, zoowel
als aan dien van het eigen bedrijf in het bijzonder,
waardoor het gevaar van verstarring werd voor
komen.
Aan het begin van dit jaar heeft het Hoofdbe
stuur zich vanzelfsprekend ernstig afgevraagd,
wat er na 1 7 Februari diende te geschieden.
Het Hoofdbestuur had echter inmiddels een prin-
cipieele wijziging der Statuten in voorbereiding
genomen, neerkomende op toekenning van gelijke
rechten aan bioscoopexploitant en filmverhuurder,
óók in de wetgevende vergadering.
Bij deze Statutenwijziging werd er tevens van
uitgegaan, dat verschillende voorschriften, vastge
legd in bedrijfsbesluiten, moesten worden onderge
bracht in een of meer bedrijfsreglementen, zoodanig
herzien en aangevuld, dat zij meer in organisch
verband werden gebracht en pasten in het raam
van de huidige tijdsomstandigheden.
Deze wijziging zal o.m. inhouden, dat voor de
toelating tot het lidmaatschap alsmede voor de
vestiging van nieuwe zaken door de leden, voor
waarden zullen worden gesteld, welke, méér dan
voorheen erop gericht zijn, dat de oprichting van
economisch niet verantwoorde, van financieel on
gezonde en zeer zeker van beunhaasbedrijven niet
mogelijk zal zijn.
Allicht verloopen er eenige maanden, alvorens
het Hoofdbestuur met zijn omvangrijke taak ge
reed zal zijn en de Koninklijke bewilliging op de
Statutenwijziging zal zijn verkregen.
Om nu een passenden overgang te bewerkstelligen
tusschen den toestand, in het leven geroepen door
het Nieuwe Leden- en Zakenbesluit en dien, wel
ken de gewijzigde Statuten te voorschijn zullen
roepen, heeft de Buitengewone Ledenvergadering
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond van 1 Fe
bruari 1937 een overgangsbesluit genomen, waarbij
aan het Hoofdbestuur de bevoegdheid is gegeven
om te beslissen over aanvragen van de leden tot
toestemming voor het gaan exploiteeren van andere,
dan hun bestaande zaken, bedrijfstakken van een
filmfabriek daaronder begrepen. Dit Besluit kent
geen strak geformuleerde normen, en het Hoofd
bestuur zal dan ook over iedere aanvrage kunnen
beslissen naar bevind van zaken, zij het vanzelf
sprekend gemotiveerd.
Spreker gaf voorts te kennen, dat het de
oprechte overtuiging van het geheele Hoofd
bestuur was, dat de Commissie N.Z. over
eenkomstig de verwachting, ja zelfs boven
de verwachting, haar ongetwijfeld zeer ver
antwoordelijke taak had vervuld, Voor de werk
zaamheid der Commissie N.Z. bestaat bij het
Hoofdbestuur dan ook niets dan waardeering.
Spreker achtte zich ervan ontslagen op deze werk
zaamheden uitvoerig in te gaan, aangezien het
Jaarverslag van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond over 1936, daarvan zeer omstandig melding
heeft gemaakt. Hij achtte het een bewijs van de
juistheid der beslissingen van de Commissie N.Z..
dat slechts in 12 van de 38 gevallen van de ge
legenheid om van de genomen beslissing beroep
in te stellen bij het Hoofdbestuur, gebruik was
gemaakt.
Weliswaar moest in 5 gevallen de beslissing van
de Commissie N.Z. worden vernietigd, doch spre
ker stelde er prijs op te verklaren, dat in verschil
lende van deze gevallen de vernietiging practisch
geschiedde op grond van motieven, welke lagen
buiten de bemoeiingssfeer van de Commissie. De
Commissie had in deze gevallen niet anders mogen
beslissen dan zij heeft beslist.
Uit dit resultaat blijkt ten duidelijkste, dat de
harmonie tusschen Hoofdbestuur en Commissie,
ondanks dat de Commissie een betrekkelijk auto
noom karakter had, uitstekend was.
Uiteraard is het aan het Hoofdbestuur nauw
keurig bekend, zoo vervolgde spreker, hoeveel ar
beid van Uw Commissie is gevergd. De notulen
Uwer Commissie werden ons immers geregeld toe-
8