gezonden en persoonlijk nam ik, aldus de Bonds
voorzitter, bovendien kennis van de verbalen zoo
wel als van de uitvoerige motiveering van de ge
nomen beslissingen.
Ik getuig gaarne, dat er onder deze beslissingen,
waarvan de formuleering voornamelijk aan de kun
de en de ervaring van Uwen geachten Voorzitter
is te danken, juweeltjes zijn, die wij met trots op
het Bondsbureau bewaren.
De woorden, die in het Jaarverslag aan het werk
Uwer Commissie worden gewijd, maak ik in deze
bijeenkomst gaarne tot de mijne.
Ieder Uwer immers heeft zonder uitzondering,
dit getuige het feit, dat in de samenstelling van
de Commissie gedurende de zittingsperiode geer;
wijziging is gekomen, voortdurend blijk gegeven
van een ernstige opvatting van zijn taak.
De zaken zijn steeds na serieus onderzoek vlot en
correct behandeld, geheel in overeenstemming met
de in het Besluit gestelde normen, en ik reken het
U daarbij als een verdienste aan, dat, indien de
omstandigheden zulks toelieten, de noodige soepel
heid door U aan den dag werd gelegd, terwijl U
daarentegen niet hebt geschroomd om, wanneer
dat noodig was, aan de beslissingen voorwaarden
te verbinden, die ertoe moesten leiden, dat de ver
leende vergunning aan haar doel zou beant
woorden.
Dank zij vooral Uw werk is het Nieuwe Leden
en Zakenbesluit van 10 Februari 1936, de minder
gunstige verwachtingen van sommigen onzer ten
spijt, een zegen gebleken te zijn voor het Neder-
landsche film- en bioscoopbedrijf.
Ik heb het daarom zoo zeer op prijs gesteld om
U nog eenmaal bijeen te roepen, teneinde U heel
in het bijzonder de erkentelijkheid over te brengen
van het Hoofdbestuur voor de groote verdiensten,
die U zich in het belang van het Nederlandsche
film- en bioscoopbedrijf hebt vergaard. Wij danken
U daarvoor en wij verzekeren U, dat dit door ons
niet zal worden vergeten.
In het bijzonder wil ik hier en ik ben ervan
overtuigd, dat ik mij thans ook tot tolk van de leden
der Commissie maak, hulde brengen aan Uwen
Voorzitter, Mr. Greup en Uwen Vice-Voorzitter,
Jhr. Dr. Mollerus.
Beide heeren hebben met veel tact de aangename
verhouding in de Commissie weten te bewaren, zij
hebben de verhoudingen in onze organisatie begre
pen en de strekking van het Besluit, zoowel als de
belangen van ons bedrijf op de juiste wijze weten
aan te voelen.
Ik verzeker de heeren Greup en Mollerus gaarne,
dat zij zich, hoewel zij in geenen deele iets met ons
bedrijf uitstaande hebben, een plaats hebben ver
overd in ons bedrijf.
Hun naam is, zoo hij dat al niet was, bij ons
gevestigd. Met de meeste achting en eere zullen
beiden in de kringen van ons bedrijf blijvend
genoemd worden.
Mocht het noodig zijn, aldus besloot de heer
Hamburger, dat wij ooit op U allen wederom een
beroep hebben te doen, dan vertrouwen wij, dat
wij U daartoe, evenals een jaar geleden, bereid
zullen vinden.
De Bondsvoorzitter heeft hierna de Commissie
Nieuwe Zaken voor ontbonden verklaard.
De Voorzitter van de Commissie Nieuwe Zaken,
de heer Mr. G. M. Greup, heeft de rede van den
Bondsvoorzitter met een sympathieke speech
beantwoord.
Spreker had in de laatste zitting van de Com
missie N.Z. de hoop uitgesproken, dat er nog eens
gelegenheid zou zijn om in een bijeenkomst van de
voltallige Commissie, de werkzaamheden der Com
missie meer in het algemeen genomen, te overzien.
Het verheugt spreker daarom, dat deze gelegen
heid hem thans is geboden. Spreker herinnert er
aan, dat hij destijds het voorzitterschap van de
Commissie met genoegen heeft aanvaard. Daar
voor waren vele redenen.
In sprekers functie en ook in die van zijn collega,
den heer Mollerus, kan men immers niet genoeg
rechtstreeksche aanraking hebben met het bedrijfs
leven in al zijn geledingen. Spreker had tot dan
toe weinig contact gehad met het film- en bioscoop
bedrijf. Dat hij op deze wijze gelegenheid kreeg
het bedrijf nader te leeren kennen, gaf hem een
ware voldoening, temeer omdat er van het Neder
landsche film- en bioscoopbedrijf de roep uitging
van uitstekend georganiseerd te zijn.
Bovendien was het Nieuwe Leden- en Zaken-
besluit van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
een van de eerste ernstige pogingen om te geraken
tot bedrijfsordening, zoodat spreker door deze func
tie met de praktijk van een dergelijke ordening kon
kennis maken.
Tenslotte was sprekers functie voor hem hoogst
aangenaam, omdat hij persoonlijk steeds groote be
langstelling heeft gehad voor de film als zoodanig.
De werkzaamheid in de Commissie N. Z. heeft
spreker bij voortduring groote voldoening gegeven.
Hij heeft het bedrijf er door leeren kennen en het
werk en de beteekenis van zijn organisatie er door
leeren waardeeren.
Hoe groot de beteekenis dezer organisatie is,
kwam duidelijk naar voren in een van de zittingen,
zulks naar aanleiding van het stellen van voorwaar
den bij een bepaalde beslissing, toen spreker n.1. de
vraag stelde of men het in de hand had, dat een
dergelijke voorwaarde ook werd nagekomen en hem
eenparig door de Commissie ten antwoord werd
gegeven: „Het Hoofdbestuur kan alles".
Als meest merkwaardig feit is spreker opgeval
len, dat de Commissieleden zich in gevallen, waar
in gegronde redenen waren tot vestiging van een
nieuwe zaak, niet tegen een dergelijke vestiging
verzetten en derhalve den nieuwen concurrent niet
tegenwerkten. De mate van objectiviteit, waar-