vergunning of verlof, waarvan niet als een paal
boven water staat, dat dit geschiedt ten name en
voor rekening van dengeen te wiens name de ver
gunning, resp. het verlof staat, noodzakelijk en
zoo spoedig mogelijk de noodige maatregelen moe
ten treffen, teneinde dat deel van hun bedrijf in
overeenstemming te brengen met de betreffende
bepalingen der Drankwet 1931; het is toch niet
slechts het belang van den betreffenden bioscoop
exploitant zelf, dat zijn bedrijf zoo stabiel mogelijk
blijft en niet wordt ontwricht door intrekking van
de vergunning of het verlof voor zijn zaak, maar
het zou ook indruischen tegen het algemeen belang
en de waardigheid van het Nederlandsche bio
scoopbedrijf, wanneer aan bioscoopexploitanten
zou kunnen worden verweten, dat zij, al is het
maar een onderdeel van hun bedrijf, uitoefenen
in strijd met de wettelijke bepalingen; daardoor
zou het vertrouwen van de Overheid in den
Nederlandschen Bioscoop-Bond worden onder
mijnd, terwijl juist de kracht van den Nederland
schen Bioscoop-Bond wortelt in dat vertrouwen.
De situatie welke thans is ontstaan, is voor
velen moeilijk. Er zijn immers, daaraan behoeft
niet te worden getwijfeld, tal van vergunningen,
welke niet of niet geheel op naam en voor reke
ning van de houders worden uitgeoefend.
Daarom zal het noodig zijn, dat belanghebben
den de betreffende contracten op korten termijn
laten herzien, opdat deze, indien mogelijk, in over
eenstemming met de nieuwe eischen worden ge
bracht.
De maatregelen, die daarvoor getroffen moeten
worden, zijn voor elk geval anders en afhankelijk
van verschillende omstandigheden, als de vraag te
wiens name de vergunning, resp. het verlof staat,
de vraag of de vergunning, resp. het verlof is ver
leend voor een der in de wet bekende inrichtingen
van maatschappelijk verkeer, de verhouding tot en
de persoon van den tegenwoordigen zetkastelein,
pachter of vervanger, diens verhouding en ver
plichtingen tot zijn leveranciers enz. enz.
Waar bij het nemen der noodzakelijke maat
regelen in dit geval naar het oordeel van het
Hoofdbestuur juridische hulp niet kan worden ont
beerd, acht het Hoofdbestuur het een gelukkig toe
val, dat de rechtskundige raadsman van den Bond,
Mr. Ch. J. F. Karsten te Amsterdam, uit hoofde
eener andere door hem bekleede functie deze ma
terie beheerscht en zich bereid verklaard heeft om
de leden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond,
die zich daartoe tot hem wenden, van advies te
dienen.
De leden, die hiervan gebruik wenschen te ma
ken, doen dit uiteraard voor hun eigen rekening
en zullen aan Mr. Karsten volledige inlichtingen
en inzage van alle stukken moeten verstrekken.
BENOEMING VAN ARBITERS
In zijn vergadering van 6 April j.1. heeft het
Hoofdbestuur ingevolge de artikelen 3 en 5 van
het Arbitrage Reglement de leden der Commissie
van Geschillen en van den Raad van Beroep voor
de zittingsperiode 1937/38 benoemd. Op 12 April
heeft op het Bondsbureau ten overstaan van het
Hoofdbestuur de loting plaats gehad voor de
samenstelling van de Kamers dezer arbitrage
colleges.
Hieronder volgt de samenstelling van de
Kamers, waaruit tevens blijkt, wie thans deel uit
maken van de Commissie van Geschillen en van
den Raad van Beroep:
Commissie van Geschillen:
Voorzitter: Ed. Cohen Barnstijn, Den Haag.
Plaatsvervangend-Voorzitter: Wessel, Am
sterdam.
Eerste Kamer: J. L. Paerl, Amsterdam; C. H. de
Lange, Alkmaar.
Tweede Kamer: P. J. Burbach, Amsterdam;
C. van Willigen, Rotterdam.
Derde Kamer: L. Katz, Amsterdam; A. Van
Santen, Amsterdam.
Raad van Beroep:
Voorzitter: W. Mullens, Den Haag.
Plaatsvervangend Voorzitter: E. de Hoop Azn.,
Amsterdam.
Eerste Kamer: M. P. M. Vermin, Maastricht;
W. P. Peters, Venlo; P. R. van Duinen, Amster
dam; L. Groen, Amsterdam.
Tweede Kamer: I. Cohen Barnstijn, Utrecht;
S. Zondervan, Leeuwarden; Ch. van Biene, Am
sterdam; R. Minden, Amsterdam.
Zooals bekend vergaderen de verschillende
Kamers van de Commissie van Geschillen en van
den Raad van Beroep onder leiding van de resp.
Voorzitters of plaatsvervangende-Voorzitters.
Overeenkomstig het bepaalde in art. 11 van het
Arbitrage Reglement is de heer H. W. Hagen-
berg Jr., assistent van het Bondsbureau, weer tot
Secretaris van de Commissie van Geschillen be
noemd.
Als Secretaris van den Raad van Beroep treedt
ingevolge het bepaalde in art. 11 van het Arbitrage
Reglement op de heer A. de Hoop, Directeur van
het Bondsbureau.