week na week 1/6 van hetgeen hij ontvangt afstaan
aan de gemeentekas. Al deze lasten zijn nimmer
ook maar iets verminderd en het zijn deze lasten
juist, die vele exploitanten in een dwangpositie
hebben gebracht, zoo, dat zij met bitterheid moeten
toezien, dat zij, terwijl zij anders een vrij behoor
lijke zaak konden hebben, thans bijna uitsluitend
werken voor de opbrengst van deze lasten.
Dat het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf
en in het bijzonder het Amsterdamsche, zich heeft
weten te handhaven en zij 't dat verschillende
zaken wegens financieele moeilijkheden in den loop
der jaren niet aan een saneering konden ontkomen
thans in een zoodanige positie verkeert, dat
het door de Tooneel Commissie ten voorbeeld moet
worden gesteld, dankt het aan de gezonde, vooruit
strevende en hoogstaande exploitatie-methoden,
welke wij zoo juist hebben geschetst, om dan nog
maar te zwijgen van zijn innerlijke verbondenheid,
dank zij een zeer krachtige organisatie, welke dit
alles voor een groot deel mogelijk maakte.
Teneinde tot oplossing van de tooneelcrisis te
geraken, beveelt de Amsterdamsche Tooneel Com
missie een complex van maatregelen aan, met be
hulp van de overheid te nemen.
Het meerendeel van deze maatregelen, waarvan
wij in ons vorig nummer gewag maakten, kan hier
gevoeglijk onbesproken blijven. Zij bieden overi
gens weinig nieuws en zijn in wezen niets anders
dan een onderdeel van een normale, gezonde be
drijfsvoering, zooals deze sedert jaar en dag in ons
bedrijf op eigen initiatief, op eigen beenen, op eigen
risico wordt toegepast.
Het doet lichtelijk pietepeuterig aan, wanneer
men b.v. bij de verschillende maatregelen, welke de
Commissie voorstelt, er een vindt tot vernieuwing
van de stoelen in den Stadsschouwburg. Er zou
evengoed kunnen staan, dat het tijd wordt dat er
b.v. een nieuw matje voor de deur komt.
Terloops wezen wij er reeds op, dat in den loop
der jaren eenige tonnen overheidssteun aan het
tooneel te Amsterdam zijn uitgekeerd.
De saneeringsmaatregelen van de Commissie be
pleiten thans een vermeerdering van dezen steun
met circa 25.000 per jaar, uitsluitend ten behoeve
van den z.g. eersten bespeler van den Stadsschouw
burg.
Wij kunnen het niet laten om, naar aanleiding
van deze steunuitkeering de vraag te stellen: Wat
heeft nu een overheidssteun gedurende zoovele
jaren voor goeds aan het tooneel gebracht?
De deplorabele toestand van het tooneel geeft
op deze vraag wel een zeer overtuigend antwoord.
Laat dit een waarschuwing zijn voor hen, die
meenen ons bedrijf een dienst te bewijzen door als
maar weer te hameren op het aambeeld van over
heidssteun voor een bepaalden tak van dit bedrijf.
Was deze steun, voor zoover hij 'het tooneel1
betreft, overigens geen paskwil, wanneer wij in
aanmerking nemen, dat hij practisch neerkwam op
terugbetaling van bijna de geheele opbrengst der
vermakelijkheidsbelasting?
Het groote lichtpunt in het rapport is voor ons
dit, dat een gemeentelijke Commissie van een
groote stad, waarvan de wethouder voor de kunst
zaken voorzitter is en waarin onderscheidene leden
van den Gemeenteraad zitting hebben tot de con
clusie komt, dat de heffing van de vermakelijkheids
belasting op het schouwburgbezoek en op de in
komsten der gezelschappen een druk heeft gelegd
en dat zij in beginsel zelfs voorstandster zou zijn
van afschaffing van deze belasting, zij het dan voor
zoover zij geheven wordt van serieuze uitingen op
het gebied van tooneel en muziek, weshalve zij,
rekening houdende met hetgeen in deze tijden
practisch bereikbaar te achten is, meent niet verder
te moeten gaan dan de belasting voor bedoelde
uitingen van kunst terug te brengen van 20 tot
15%.
De Commissie wijst er hierbij op, dat ook in de
gemeente Den Haag onderscheid wordt gemaakt
tusschen kunst en sport eenerzijds en bioscoop
voorstellingen, variétévoorstellingen e.d. anderzijds
en dat o.m. tooneelvoorstellingen in deze gemeente
met 15% worden belast.
Natuurlijk kan door ons slechts met gemengde
gevoelens kennis worden genomen van de wijze,
waarop de Commissie zich de practische toepassing
van deze verlaging der vermakelijkheidsbelasting
denkt, alsook van de argumenten, welke zij daarbij
aanvoert.
Wordt immers met een gedifferentieerd tarief,
zooals hier voorgesteld, niet schromelijk te kort ge
daan aan de verdeelende rechtvaardigheid, en
aan den eenen tak van bedrijf een belasting-privi
lege verleend om dezen op de been te helpen ten
koste van een ander bedrijf?
Wij kunnen niet gelooven, dat de wethouder
voor de kunstzaken aan een dergelijke oplossing
heeft medegewerkt.
Moeten wij hier alle onrechtvaardigheid, die aan
de toepassing van een dergelijk tarief vastkleeft,
nader aangeven? Zij ligt onzes inziens voor de
hand. Uit heel ons betoog kan men vaststellen,
dat, voor zoover in het film- en bioscoopbedrijf
moeilijkheden zijn, het zwaartepunt daarvan ligt
bij de lasten.
Sinds jaren voert ons bedrijf den ongelijken
strijd tegen de onsympathieke heffingen, waaraan
het is overgeleverd. Verlaging of buitenwerking-
stelling van de heffing der vermakelijkheidsbelas
ting is de eenige steun, die dezerzijds aan de over
heid is gevraagd. Steeds echter hebben wij voor
doovemansooren gepraat.
Zegt het feit, dat men thans tot de conclusie