ORDEVERSTORING IN BIOSCOPEN Wij lezen in de N.R.C.: Dezer dagen moesten zeven volgelingen van ir. Mussert terecht staan, wien ten laste was ge legd, dat zij „tezamen en in vereeniging op 13 Februari 1937 om 8J4 uur de orde hebben ver stoord bij een openbare vermakelijkheid, n.1. een bioscoopvoorstelling in het Rembrandt Theater te 's-Gravenhage, door, gezeten op een der voorste rijen, elk op zijn rug een witten doek te dragen, beschilderd met 1 of 2 letters, terwijl zij zoodanig waren gezeten, dat die letters te zamen de woor den „Mussert wint" vormden." Vier van hen waren verschenen. Zij gaven toe, dat zij dien bewusten avond op de in de dagvaar ding omschreven wijze in de bioscoop hebben ge zeten. Echter ontkenden zij, dat het aan hun schuld te wijten zou zijn geweest, dat de orde werd ver stoord. De kantonrechter, mr. Van Haeften: „Kwam de bedrijfsleider bij u met het verzoek, dat u zich zou verwijderen?" Een der verdachten: „Ja". Kantonrechter: „En voldeed u daar niet aan?" Dezelfde verdachte: „Neen, natuurlijk niet". Kantonrechter: „Waarom ging u allemaal tege lijk staan? Dat was toch afspraak?" Dezelfde verdachte: „We gaan altijd staan als iemand ons aanspreekt". Kantonrechter: „En floot het publiek? Was het niet erg rumoerig?" Verdachte: „Men floot inderdaad. Maar of dat tegen ons was, weet ik niet. Op het doek werden juist opnemingen gedraaid van den Duitschen rijksdag". Kantonrechter: „Ik zou nu maar eerlijk beken nen, dat het de bedoeling was te demonstreeren". Uit het verdere verhoor bleek, dat de verdach ten de zaal hebben verlaten, nadat een agent van politie hen daartoe had gesommeerd. De ambtenaar van het O.M., mr. Langemeyer, achtte het van weinig belang, hoe het publiek op de aanwezigheid en het optreden van de verdach ten heeft gereageerd. Het scheppen van een toe stand, waarbij kans op reactie van ordeverstoring groot is, achtte spr. strafbaar. Hij eischte een boete van ƒ4.subs. 4 dagen hechtenis voor ieder der verdachten. De verdediger, mr. Parqui, betoogde dat zoo lang de verdachten zaten en de letters dus niet te zien waren, van ordeverstoring geen sprake is ge weest. De herrie ontstond pas, toen de verdachten gingen staan. Dat is echter niet ten laste gelegd. Tot het verwekken van een relletje, wat aldus pleiter in de bedoeling lag, is het niet kunnen komen, omdat de verdachten reeds de zaal hadden verlaten, toen het licht opging. De ambtenaar gaf bij nader inzien toe, dat de orde niet is verstoord zoolang de verdachten zaten, hetgeen in de dagvaarding wordt ten laste gelegd. Spr. meende zijn eisch niet meer te kunnen handhaven en vroeg vrijspraak. De kantonrechter Reeft de verdachten conform den eisch vrijgesproken. Het is niet de eerste keer, dat dezerzijds ge klaagd is over de gebrekkige tenlastelegging van het Openbaar Ministerie bij het justitieel optreden tegen verstoorders van de orde in bioscopen. Men zal zich ongetwijfeld kunnen herinneren, hetgeen wij in dit verband hebben geschreven in ons orgaan van 1 Mei 1936 naar aanleiding van de behandeling van de zaak voor den Haarlemschen kantonrechter tegen een aantal personen, die zich schuldig hadden gemaakt aan opzettelijke versto ring van de orde tijdens de vertooning van de film „Heldenkermis". Uit bovenstaand verslag blijkt opnieuw, dat de kantonrechter tot vrijspraak is moeten overgaan, omdat de tenlastelegging niet kon worden volge houden, ja zelfs, dat de ambtenaar van het O.M. bij nader inzien zijn eisch niet kon handhaven. Dit doet eenigszins vreemd aan, wanneer men, zooals in het onderhavig geval, op zijn vingers kan nagaan, dat de delinquenten den opzet hadden de orde te verstoren. Onzerzijds worde daarom de gerechtvaardigde verwachting uitgesproken, dat wanneer het de justitie ernst is met haar optreden tegen opzettelijke ordeverstoring in openbare gelegenheden, wat meer omzichtigheid worde in acht genomen bij de samenstelling van de dagvaarding. DE HEER I. COHEN BARNSTIJN ONGESTELD. Tot ons leedwezen is de heer I. Cohen Barn- stijn, lid van het Hoofdbestuur en Voorzitter van de Afdeeling „Het Centrum", door ongesteldheid gedurende geruimen tijd verhinderd zijn functies in den Bond waar te nemen. Wij hopen, dat de gedwongen afwezigheid van den heer Barnstijn niet van al te langen duur zal zijn en dat hij wederom spoedig zijn gewaardeerde kracht mede aan de organisatie zal kunnen wijden.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 9