dement op art. 1 C in.
De Bondsdirecteur deelt mede, dat de
heer Gelder zijn amendement op art. 1 C reeds
heeft ingetrokken in de vergadering van 7 Dec.
1936. Het Hoofdbestuur moet dit amendement
ernstig ontraden.
De heer Gelder protesteert tegen de behan
deling van dit amendement en betoogt verder, dat
men door het bepaalde in art. 1 C wel degelijk
ingrijpt in de interne aangelegenheden van een
bepaald bedrijf. Spreker handhaaft zijn amende
ment.
De Bond s directeur zegt namens het
Hoofdbestuur nogmaals, dat het noodzakelijk was
om een definitie ten aanzien van een journaal
theater in het reglement op te nemen, omdat een
journaal theater ten eenen male een anderen vorm
van exploitatie heeft dan een gewone bioscoop en
geheel andere prijzen berekent. Men wil nu een
maal geen minimumprijs beneden een bepaald ni
veau en om nu het journaaltheater in zijn aparte
klasse te kunnen handhaven, was het noodzakelijk
daarvoor een aparten minimum-entreeprijs vast te
stellen, met het logisch gevolg, dat ook moest wor
den gedefinieerd wat een jourhaaltheater is. Van
daar art. 1 C.
De heer Loet C. B a r n s t ij n betreurt het,
dat men blijft stilstaan bij allerlei details, terwijl
het concept aan duidelijkheid niets te wenschen
overlaat. Volgens spreker wil de heer Gelder de
rechten van een gewoon theater benaderen, doch
een eigen minimum-entreeprijs behouden.
De heer Gelder repliceert, en betoogt nog
maals, dat de exploitatiemogelijkheden voor hem
worden beperkt door art. 1 C. Spreker dringt met
klem aan op aanneming van zijn amendement.
Nadat de heeren L o e t C. B a r n s t ij n, A. H.
Boekraad en C h. van Biene nog het
woord hebben gevoerd, zet de Voorzitter
nogmaals uiteen, hoe men tot vaststelling van art.
1 C is gekomen. Het Hoofdbestuur denkt er ech
ter niet aan een andere definitie te aanvaarden,
dan welke thans onder 1 C is vastgesteld. Mocht
het echter gaan om een voorstellingsduur van 2
of 3 minuten langer, dan zal het Hoofdbestuur
daar geenszins een portefeuillekwestie van maken.
De heer F. D. L, S t r e n g h o 11 ondersteunt
het amendement van de N.V. Cineac.
De heer A. P. Du Mée (Amsterdam) verzet
zich met klem tegen aanneming van dit amende
ment.
De heer Gelder betoogt tenslotte, dat hij zich
bij 1 C zal neerleggen, indien men dit zoodanig
wijzigt, dat hij wel, zooals thans gebruikelijk,
reclame zal mogen maken voor teekenfilms en
de tijdsduur voor het vertoonen er van wordt be
paald op 28 minuten. Spreker maakt hiervan een
voorstel.
Het voorstel van den heer Gelder wordt met
bijna algemeene stemmen verworpen, evenals
diens amendement, dat onmiddellijk daarop in
stemming komt.
Artikel 1 C wordt vervolgens goedgekeurd.
De amendementen van de Afdeeling Den Haag
en de N.V. Cineac op artikel 1 D. worden inge
trokken.
Het amendement van de Afdeeling Den Haag
op artikel 1 E wordt overgenomen in zooverre,
dat de laatste alinea van dit artikel komt te ver
vallen. Artikel 1 wordt vervolgens goedgekeurd.
Overgenomen wordt het amendement van de
Afdeeling Den Haag op artikel 2 B, bepalende, dat
de overige leden van de prijzencommissie allen
zelf lid moeten zijn van den Bond, resp. vennooten
eener maatschap of firma, beheerend vennoot
eener commanditaire vennootschap of bestuurder
eener N.V., vereeniging of stichting, die lid is
van den Bond (etc), alsmede het amendement
dezer afdeeling op artikel 2 C, om de benoeming
van de leden, die een plaatselijke afdeeling ver
tegenwoordigen te doen geschieden door de afdee
ling in plaats van door het bestuur der afdeeling.
Het amendement'op artikel 2 D van de Afdee
ling Den Haag wordt ingetrokken. Artikel 2 wordt
vervolgens in z'n geheel goedgekeurd.
De Bondsdirecteur deelt mede, dat het
Hoofdbestuur het amendement van de Afdeeling
Den Haag op artikel 3 B niet aanvaardbaar achr.
Dit amendement moet immers in strijd worden
geacht zoowel met de constructie van den Bond
als met het karakter van het reglement. Zou dit
reglement worden aangenomen, dan zou het ge-
heele reglement moeten worden ingetrokken. De
constructie van den Bond brengt nu eenmaal een
evenredige vertegenwoordiging van de beide
groepen in de onderscheidene commissies en be
stuurscolleges met zich mede, waarbij het geen rol
speelt, wie de functie van voorzitter vervult.
Spreker hoopt, dat de Afdeeling Den Haag zich
bij de opvatting van het Hoofdbestuur zal neer
leggen.
De heer Alter betoogt daarentegen, dat de
prijzencommissies voornamelijk zaken te behande
len krijgen, welke in het bijzonder de exploitanten
aangaan. Daarom zou het niet logisch zijn, dat
onder bepaalde omstandigheden deze commissies
zouden bestaan uit een meerderheid van filmver
huurders en moet het dan ook gewenscht en billijk
worden geacht, dat de meerderheid uit exploitan
ten bestaat.
De Voorzitter onderstreept de uiteenzet
ting van den Bondsdirecteur en wijst er op, dat
de Voorzitter van de commissie als zoodanig geen
bepaalde groep mag vertegenwoordigen.
Het amendement van de Afdeeling Den Haag
wordt hierop verworpen, waarna artikel 3 wordt
goedgekeurd.
De heer Van Biene deelt mede, dat hij het
amendement op artikel 4 en de verdere amende
menten heeft ingetrokken,