te beweren, dat het met zijn optreden in het gelijk staat en op de Nederlandsche bioscoopexploitan ten het odium van wetschenders te laden? Het Buma heeft slechts geduldig af te wachten en zich er van te onthouden zijn eigen rechter te spelen. Wat de Nederlandsche musici betreft, zij worden, voorzoover zij gelegenheid krijgen hun talenten in dienst te stellen van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf, behoorlijk gehonoreerd en teekenen daartoe, zonder dat ooit van hun zijde een woord van protest is gehoord of ook maar bezwaren zijn gemaakt, een contract, waarbij zij alle rechten overdragen aan den producent. Op die wijze zien zij tenminste contanten, waaraan ook de kunstenaar wel eens meer behoefte kan hebben, dan aan wat mooie beloften met eenige centen uitkeering over een aantal jaren verdeeld, in het verschiet. Wij raken thans de overwegende bezwaren, welke wij steeds tegen het Buma hebben gehad. Onzerzijds is meermalen smalend gesproken over de „sigarencenten", welke aan de componisten door dit Bureau na verloop van tijd werden uit gekeerd. Het Buma heeft zich hierover wel eens vreeselijk boos gemaakt. Laten wij thans aan de hand van de gegevens, welke het Buma zelf ver strekt, zien of onze bezwaren juist zijn. Afgezien van ons zoojuist uiteengezet principieel bezwaar, zijn onze bezwaren tegen het Buma in het algemeen tot de volgende drie punten terug te brengen: Buma is een incasso-bureau ten dienste van het buitenland; Buma is een veel te dure instelling op onsolide basis; Buma keert bijna niets uit aan de Nederlandsche musici en maakt de toepassing van het auteurs recht, waartoe het semi-officieel geconcessioneerd is, tot een paskwil. Dat het een bij uitstek buitenlandsch belang is, hetwelk door het Buma wordt gediend, springt on middellijk in het oog, wanneer men de gedane uit keeringen van de laatste jaren wat nader be schouwt. Het verslag vermeldt voor de jaren 1933, 1934 en 1935 aan ontvangsten resp. 122.000. 236.000. —en 259.000.—. Voor wat 1934 betreft (we noemen dit jaar, omdat voor de andere jaren geen onderverdeeling wordt aangegeven), ontvingen de Nederland sche aangeslotenen van het totaalbedrag ad 100.901.47 aan uitkeeringen slechts de totaalsom van 16.061.61 ofwel 16 van de uitkeering, ter wijl de rest, d.i. bijna het geheele bedrag, naar het buitenland verdween. Zooals gezegd, zijn ons van de overige jaren geen gepreciseerde gegevens bekend, doch wij mogen veilig aannemen, dat de verhouding onge veer dezelfde is. Wanneer men daarnaast in aanmerking neemt, dat het buitenland in zijn geheel voor Buma-aan- geslotenen in Nederland jaarlijks het luttele be dragje van circa 4.000.opbrengt, dan mogen we ons toch wel in gemoede afvragen, of we ons met de instandhouding van een instituut als Buma niet wat te veel aanstellen als „den dummen Hol lander". Een duur, ingewikkeld en vele moeilijk heden veroorzakend apparaat in stand houden met een semi-officieel tintje op den koop toe, bijna uit sluitend ten behoeve van het buitenland zonder dat er eenige bate van beteekenis tegenover staat, dat gaat toch de perken te buiten. En men begrijpt eenvoudig niets van de mentali teit van een dergelijke instelling, wanneer men moet zien, dat zij bovendien er prat op gaat, dat zij het veld zooveel beter bewerkt ten behoeve van het buitenland, dan het buitenland ten behoeve van ons land. Blijkens het Buma-verslag n.1. werd gedurende het boekjaar 1934/1935 in geheel Duitschland op het gebied der ernstige muziek geïncasseerd circa 112.400.dit is dus de op brengst van het land der muziek met een inwoner tal van circa 65 millioen. Terwijl in ons land met circa 8 millioen inwoners door Buma over 1934 85.264.64 werd geïncasseerd, dus bijna evenveel. Wij nemen aan, dat onze organisatie het veld veel intensiever bewerkt, zegt Buma, om zich er ver volgens over te beklagen, dat het geringe bedrag, hetwelk zij voor Nederlandsche musici uit het buitenland ontvangt hieraan te wijten is, dat het buitenland de programma's niet zoo zorgvuldig als Buma bewerkt. Maar wij vragen ons af, wanneer het buitenland ten aanzien van het muziekauteurs- recht meer in het bijzonder wat ons land aangaat, Gods water over Gods akker laten loopen, wat een instelling als Buma dan eigenlijk nog voor zin heeft.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 5