VERLAGING DER VERMAKELIJKHEIDSBELASTING GEVRAAGD Teneinde eenige verlichting te krijgen van den steeds zwaarder drukkenden last der heffing op vermakelijkheden, heeft het Bestuur van de Af- deeling Amsterdam van den Nederlandschen Bio scoop-Bond zich met het volgend request tot den Raad van Amsterdam gewend: Aan den Raad der Gemeente Amsterdam. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Het Bestuur der Afdeeling Amsterdam van den Nederlandschen Bioscoop-Bond (laatstelijk goed gekeurd bij Koninklijk Besluit van 1 Februari 1933 No. 5), gevestigd te Amsterdam: dat het met belangstelling kennis genomen heeft van het rapport der door Burgemeester en Wet houders van Amsterdam in het leven geroepen Commissie tot het instellen van een onderzoek, op welke wijze in deze gemeente de toestand van het tooneel kan worden verbeterd en op welke wijze de gemeente hiertoe kan bijdragen; dat deze belangstelling te grooter en ook te be grijpelijker is, naarmate de Commissie aandacht heeft geschonken aan het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf, daarbij een parallel trekkend in zonderheid tusschen dit bedrijf en het tooneel en vaststellend, dat de exploitatie-methoden, alsmede de verzorging van ex- en interieur der bioscopen in ons land, meer in het bijzonder in de hoofdstad, gunstig afsteken bij die van de tooneelschouw- burgen; dat in het rapport wordt erkend de vooraan staande plaats en de beteekenis, welke het film en bioscoopbedrijf den laatsten tijd in de maat schappij is gaan innemen; dat echter allermeest de aandacht van het Be stuur getrokken heeft de conclusie van de Com missie, waartoe het door haar ingestelde onderzoek haar na rijp beraad heeft gebracht, dat een heffing van de vermakelijkheidsbelasting op het schouw burgbezoek en op de inkomsten der tooneelgezel- schappen een druk heeft gelegd en dat zij in begin sel zelfs voorstandster zou zijn van afschaffing van deze belasting, zij het dan voor zoover zij geheven wordt van serieuze uitingen op het gebied van tooneel en muziek, weshalve zij, rekening hou dende met hetgeen in deze tijden practisch bereik baar te achten is, meent niet verder te moeten gaan, dan de belasting voor bedoelde uitingen van kunst terug te brengen van 20 tot 15'%; dat het Bestuur in het standpunt der Commissie, voor zoover dit de erkenning inhoudt dat de ver makelijkheidsbelasting op het schouwburgbezoek en op de inkomsten der gezelschappen een druk heeft gelegd, een bevestiging vindt van de ge dragslijn, welke het sinds jaar en dag ten opzichte van de vermakelijkheidsbelasting heeft gevolgd, van welke belasting het immers niet opgehouden heeft de onbillijkheid aan te toonen, terwijl daar, waar niet naar zijn stem geluisterd werd, meer malen tot sluiting moest worden overgegaan, ten einde een dreigende debacle te voorkomen; dat de populariteit, welke de film geniet en de enorme aantrekkingskracht, welke zij in toenemen de mate op de massa uitoefent, weliswaar duide lijk wordt gedemonstreerd door de bezoekers aantallen, waarvan de Commissie in haar rapport melding maakt, welke aantallen voor wat Am sterdam betreft bij een bevolkingsaanwas van ca. 5% over de laatste acht jaar toenamen met ca. 25%, terwijl die van de Amsterdamsche schouwburgen over hetzelfde tijdvak terugliepen met 58 dat echter de ontvangsten van de Amsterdam sche bioscopen, gelijk eveneens in het betreffend rapport met cijfers is aangetoond, desondanks over bedoeld tijdvak verhoudingsgewijs in belangrijk sterkere mate zijn teruggeloopen dan die van de schouwburgen en dat de gemiddelde entreeprijs der bioscopen in dien tijd daalde met 31 terwijl die van de tooneel-schouwburgen slechts met ca. 24 c/c naar beneden ging; dat derhalve relatief genomen het film- en bio scoopbedrijf in financieel opzicht meer nog dan het tooneel- en schouwburgbedrij f geleden heeft onder den ongunst der tijden en dat het feit, dat het uit de voorbije crisis-jaren minder gehavend tevoorschijn is gekomen dan laastgenoemd bedrijf, geenszins wil zeggen, dat zijn financieele positie rooskleurig zou kunnen worden genoemd of zelfs maar tot tevredenheid aanleiding zou kunnen geven; dat integendeel het bedrijf is staande gehouden door zijn innerlijke verbondenheid, belichaamd in een krachtige organisatie, welke teneinde ineen storting te voorkomen, geleidelijk haar toevlucht heeft moeten nemen, en gelukkig ook heeft kunnen nemen tot een complex van diep ingrijpende orde- ningsmaatregelen. zooals daar bijvoorbeeld zijn de beperking van de vestigingsmogelijkheid van nieu we zaken, alsmede de reglementeering van den minimum-entreeprijs, alle geen ander doel heb bend, dan de bestaansmogelijkheid van het bedrijf te behouden; dat ook het film- en bioscoopbedrijf zelf, en wel in het bijzonder in de hoofdstad, in stede van werkeloos toe te zien, zich voortdurend moeite heeft gegeven aan den smaak en de behoeften van het publiek tegemoet te komen door verbouwingen en verfraaiingen en door geregelde voorziening van het modernste comfort en de beste technische outillage, terwijl het, het stijgend niveau van de film op den voet volgend, steeds hoogere film-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 5