Hoofdbestuur, bestaande uit de heeren D. Ham burger, Bondsvoorzitter, M. P. M. Vermin, Secre taris van het Hoofdbestuur en A, de Hoop, Direc teur van den Bond, op zijn Departement heeft wil len ontvangen. Uiteraard past het ons niet iets aangaande het verloop van de bespreking met Zijne Excellentie te publiceeren. Wel echter kan worden vermeld, dat Zijne Excellentie de betref fende delegatie ruimschoots in de gelegenheid heeft gesteld haar bezwaren ten aanzien van de moei lijkheden, voortkomende uit den bestaanden lasten druk, uiteen te zetten, waarbij het haar opgevallen is, dat de Minister met de publicaties, onzerzijds en door de pers te dezer zake gedaan, uitstekend op de hoogte was. Het is dan ook terecht, dat dezerzijds met eenig vertrouwen op het jongste onderhoud met den Minister wordt teruggezien. Het tweede feit, dat onze bijzondere aandacht verdient, is het dezer dagen genomen besluit van den gemeenteraad van Maastricht om het percen tage van de vermakelijkheidsbelasting voor bio scoopvoorstellingen aldaar van 25 c/< op 20 terug te brengen. Sedert jaren was het bioscoopbedrijf te Maas tricht al heel stiefmoederlijk bedeeld. Terwijl van revues en tooneelvoorstellingen 10 vermakelijk heidsbelasting en van muziekuitvoeringen 20 werd geheven, werden de bioscoopvoorstellingen ter plaatse belast met een heffing van 25 Het Hoofdbestuur is niet moede geworden het gemeentebestuur van Maastricht de grievende on billijkheid van dezen toestand onder de oogen te brengen, alsook de funeste gevolgen, welke deze voor het bioscoopbedrijf ter plaatse met zich bracht. Nog in September van het vorig jaar werd dezerzijds een beroep gedaan op den Raad om door een redelijke verlaging van de bestaande hef fingen den ondergang van de te Maastricht geves tigde bioscoopondernemingen te voorkomen. Sedertdien is er opnieuw correspondentie gevoerd en het was op Vrijdag, 25 Juni j.L, dat we het ge noegen mochten smaken een onderhoud te hebben met den nieuwbenoemden burgemeester van Maas tricht, Jhr, Michiels van Kessenich. Deze jeugdige en energieke magistraat bleek een open oog te hebben voor onze grieven en overtuigd te zijn van de onhoudbaarheid van den toestand. Inmiddels was ons ter oore gekomen, dat bij het gemeentebestuur een technische herziening der verordening op de vermakelijkheidsbelasting in voorbereiding was. zulks mede in verband met het feit, dat deze verordening slechts tot 31 Decem ber 1937 was goedgekeurd. Met het oog hierop heeft het Hoofdbestuur zich op 1 October j.1. nog maals met een uitvoerig schrijven tot het college van B. en W, van Maastricht gewend, waarbij op nieuw een beroep op dit college werd gedaan. In dit schrijven werd nog te kennen gegeven, dat, indien het juist zou zijn, dat bij gelegenheid van de technische herziening van de verordening op de vermakelijkheidsbelasting, B. en W. voornemens waren het heffingspercentage van 20 voor de con certen terug te brengen op 10, daaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat bij de Regeering verlaging van vermakelijkheidsbelasting in het algemeen geen overwegende bezwaren ontmoette met be trekking tot de door de gemeente aan het Rijk ge vraagde bijdrage ter financiering van de gemeen telijke uitgaven en dat ook op andere gronden de verwachting mocht worden gekoesterd, dat de ver laging der vermakelijkheidsbelasting voor de bio scopen niet op tegenstand van de zijde der Regee ring zou behoeven te stuiten. Een en ander heeft tot resultaat gehad, dat B. en W. op 22 October aan den Raad van Maas tricht een voordracht hebben doen toekomen tot wijziging van de verordeningen op de heffing en invordering der vermakelijkheidsbelasting. De voorgestelde wijzigingen betroffen in hoofdzaak herzieningen van het tarief. „Wij hebben gemeend, aldus B. en W. aan den Raad, Uwen Raad in overweging te moeten geven het percentage op bioscoopvoorstellingen van 25 op 20 terug te brengen en het percentage op muziekuitvoeringen, hetwelk nu bedraagt 20 met dat ven tooneel voorstellingen, hetwelk bedraagt 10 gelijk te stellen. Waar in den lande, aldus B. en W., alge meen voor bioscoopvoorstellingen hoogstens 20 wordt geheven en Maastricht de eenige gemeente is met 25 lijkt het ons uit utiliteitsoverwegingen in het belang der gemeente te zijn dit percentage te verlagen.'' De mindere opbrengst tengevolge der voorgestelde verlaging wordt door B. en W. ge raamd op hoogstens 10.000. Reeds op Dinsdag, 26 October, heeft de Raad van Maastricht overeenkomstig het voorstel van B. en W. besloten. Al met al is er, gezien de gehandhaafde differen tiatie en de omstandigheid, dat het percentage nog

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1937 | | pagina 4