Al deze beschouwingen leiden vanzelf tot de vraag, welke beteekenis het arbitrage-insti
tuut heeft voor het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf.
Het arbitrage instituut van den Bond
Deze vraag is niet te beantwoorden zonder den invloed te kennen, dien de arbitrage op het
Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf gehad heeft en nog heeft, maar de kennis daar
van is zonder een studie eenerzijds van alle beslissingen der Bonds-arbitrage en anderzijds
van het geheele Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf niet te verwerven.
Zulks neemt niet weg, dat er over deze beteekenis toch heel wat valt op te merken.
Er moge dan gewezen worden niet alleen op de waardeering, die de Bonds-arbitrage,
speciaal die ingevolge het Arbitrage-Reglement, ondervindt zoowel bij de leden als bij
buitenstaanders, die ermede in aanraking komen, maar tevens op den omvang, dien zij in
den loop der jaren verkregen heeft; in niet één bedrijf in Nederland is een vast arbitraal
college aan te wijzen, waarbij zoowel in den eersten als tweeden aanleg meerdere kamers
bestaan, die allen voortdurend actief werkzaam zijn.
De veelzijdigheid van het film- en bioscoopbedrijf, dat bestaat uit ettelijke soorten van
bedrijven van geheel uiteenloopenden aard, die elk zich op verschillend gebied van het
maatschappelijk leven bewegen, leidt tot een even groote veelzijdigheid in de Bonds-arbi
trage. Deze bemoeilijkt uiteraard de mogelijkheid om te constateeren, of in den loop van
haar bestaan de Bonds-arbitrage heeft voldaan niet slechts aan den primairen eisch van
snelle en eenvoudige rechtspraak, maar tevens aan den secundairen doch niet minder
belangrijken eisch, dat zij door haar beslissingen aangeeft, hoe in zekere gevallen aan
passing aan de eischen van het bedrijf moet worden verkregen; dat zij dus door haar
beslissingen een zekere ordening in het bedrijf brengt.
Dat aan den eisch van snel en eenvoudig recht de Bonds-arbitrage voldoet, is wel niet
voor tegenspraak vatbaar; dat zij ook ordening heeft gebracht, staat evenzeer vast, al ware
het maar, omdat in ettelijke gevallen haar vaste jurisprudentie bekend is, maar tevens om
dat in de leemten, die door haar in de bedrijfs-regeling worden geconstateerd, een bron
ligt van betere en meer afdoende bedrijfsregeling.
Wijders moge hier worden gewezen op het belang, dat een zoo veelzijdig bedrijf als het
film- en bioscoopbedrijf heeft bij een goede regeling van haar arbitrage ook in den twee
den aanleg; een belang, dat door de instelling van den Raad van Beroep ten volle verzorgd
is. Het belang van een tweeden aanleg ligt niet slechts in de mogelijkheid van verbetering
van fouten, die zijn begaan door de arbiters, die in den eersten aanleg hebben recht
gedaan, maar bij ingewikkelde processen gebeurt het herhaaldelijk, dat door de noodzaak
om alle détails in den eersten aanleg te behandelen, in dien aanleg zekere vragen en
gezichtspunten niet voldoende tot klaarheid kunnen komen; wanneer dan door het vonnis
in den eersten aanleg de détailpunten tot oplossing zijn gekomen, blijkt dikwijls dat nog be
langrijke vragen nader onderzoek eischen; en dan is daarvoor de tweede aanleg de eenige
uitkomst.
Maar het zou meestal uit den booze zijn, wanneer men zich voor tweeden aanleg zou moeten
melden bij de daarvoor door de wet aangewezen autoriteit, het ambtelijk rechtscollege, dat
bij de wet is aangewezen, wanneer ook het vonnis in den eersten aanleg door den ambte-
lijken rechter ware gewezen; want een rechter, die in hooger beroep moet recht spreken,
moet zich in de eerste plaats kunnen verplaatsen in de mentaliteit en gedachtengang van
den rechter in eersten aanleg; hetgeen zeer zeker het geval is bij de leden van den Raad
van Beroep.
Blijkt de beteekenis van de arbitrage in het film- en bioscoopbedrijf niet ook uit het feit, dat
31