TWINTIG JAAR BIOSCOOP=BOND
Er zouden folianten noodig zijn om de twintig jaar historie van de organisatie, waarin het
film- en bioscoopbedrijf van Nederland vereenigd is, te boek te stellen, indien niet haar
wel en wee sedert lang in geuren en kleuren was verhaald.
De rij van twintig jaarverslagen immers vormt langzamerhand een eerbiedwaardige
annalenreeks, waarin heel het Bondsgebeuren vanaf den eersten dag tot heden toe be
trouwbaar is vastgelegd.
Daar tusschen uit steekt de keurig verzorgde uitgave van een hoogst interessant over
zicht, waarin de eerste vijftien jaren nog eens extra zijn belicht.
Daarom is hier op zijn plaats een sober gehouden schets van de organisatorische ontwik
keling der laatste jaren, waaraan een herinnering aan het moeilijke begin eenige diepte
werking moge geven.
De geboorte aKte
Het moeilijke begin
Het vooruitzicht van een dag, als welke thans wordt gevierd, doet als vanzelf piëteitvol
teruggrijpen naar de oude papieren, die gewag maken van de feiten, thans zoo gedenk
waardig om hun vérstrekkende beteekenis.
Voor ons ligt de geboorte-acte van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, als hoedanig we
de notulen mogen beschouwen van de vergadering van eenige ondernemers uit het film- en
bioscoopbedrijf, welke gehouden is op Maandag, 11 Februari 1918 in de bovenzaal van
het Café Schiller aan het Remb randt plein te Amsterdam.
We lezen daarin: „Deze vergadering werd gehouden op initiatief van den heer D. Ham
burger uit Utrecht, die van de filmbeurs gebruik had gemaakt om vele bezoekers tot het
bijwonen eener bijeenkomst op te wekken. De heer Hamburger leidde de vergadering in en
zette de beweegredenen uiteen, die hem tot het beleggen van deze bijeenkomst hadden
genoopt, beweegredenen, welke hun grond vonden in een artikel „De hulpkreet uit het
Zuiden" in de Bioscoopcourant van 8 Februari.
Hij achtte het zeer noodig aan dezen hulpkreet gehoor te geven en den schrijver van het
artikel, een bioscoopexploitant uit Maastricht, de behulpzame hand te bieden, teneinde te
redden wat er nog te redden viel. Spreker stelde vervolgens voor over te gaan tot het ver
kiezen van een Bestuur, waarna zich de volgende heeren bereid verklaarden in het voor-
loopig Bestuur zitting te nemen: de heeren L. C. Barnstijn, als Voorzitter, R. Minden
als Vice-Voorzitter, J. G. Ehrenfeldt als Secretaris, J. Silvius als Penningmeester en
L. de Ridder als tweede Secretaris. De heer Barnstijn, vervolgens als Voorzitter achter de
Bestuurstafel plaatsnemende, heette de aanwezigen welkom en wees erop, dat het meer
dan tijd werd voor allen in het film- en bioscoopbedrijf om zich te vereenigen, vooral nu
zich allerwegen symptomen voordeden van een om zich heen woekerende zucht om de
bioscoop te bestrijden. Hij hoopte, dat de te houden besprekingen er toe mochten leiden,
dat niet alleen de kwestie Maastricht zooveel mogelijk in het reine zou worden gebracht,
doch ook meer dan voorheen de belangen van alle ondernemingen in het film- en bioscoop
bedrijf onder het oog zouden worden gezien teneinde zoo gunstig mogelijke resultaten
te behalen.
Hierna begonnen de discussies". discussies, welke, dit zij er onzerzijds aan toegevoegd,
eigenlijk niets anders inhielden dan een serie klachten over de beperkende gemeentelijke
bepalingen, waaronder de bioscoopexploitanten gebukt gingen en over de moeilijkheden,