13 contract zouden overnemen en dat gedaagden, die toen zij het theater te Bergen op Zoom in exploitatie namen, dit theater geruimen tijd in verband met restauratie-werkzaam- heden hebben gesloten, dus geen belang konden hebben bij een journaalovereenkomst, welke immers tijdens de sluitings periode niet had kunnen worden uitgevoerd; dat eischer weliswaar een lijstje, bevattende een opsom ming van eenige filmcontracten, waarbij is vermeld welke films van die contracten nog moesten worden overgenomen, aan de Commissie heeft overgelegd, maar dat deze lijst door geen der partijen is onderteekend, zoodat daaraan geen waar de kan worden toegekend; dat uit het vorenstaande volgt, dat eischer in gebreke is gebleven zijn vordering met bewijzen te staven en zijn vor dering mitsdien ongegrond moet worden geacht; dat derhalve aan eischer zijn vordering moet worden ont zegd met zijn veroordeeling in de kosten van dit geschil, bedragende f 20, Inzake het door de N.V. Filmex, gevestigd te Amsterdam, op 15 December 1937 aanhangig gemaakt geschil contra de N.V. Figi te Zeist, dat de vordering van eischeres (Filmex) moet worden toegewezen en gedaagde (Figi) mitsdien moet worden veroordeeld om aan eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag der aanschaffingskosten (invoerrechten, betiteling, vracht, enz. daarbij inbegrepen) eener nieuwe copie der film „Jenny", alsmede in de geschilkosten, bedragende 20.zulks op grond van de overweging: dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat zij aan gedaagde ge leverd heeft een in uitstekenden toestand verkeerende copie van de film „Jenny", welke door gedaagde van 5 tot en met 11 November 1937 is vertoond; dat gedaagde deze film daarna heeft doorgezonden naar den heer H. A. Wöhler, exploitant van de Electro Bioscoop te Middelburg die echter op 12 November 1937 telefonisch aan eischeres heeft mede gedeeld, dat de film in zoodanig beschadigden toestand was aangekomen, dat hij deze copie niet kon vertoonen; dat de heer Wöhler daarop de copie aan eischeres heeft terug gezonden en dat de copie daarna is gecontroleerd door des kundigen, die daartoe zoowel van de zijde van eischeres als van gedaagde waren aangewezen; dat deze deskundigen hebben vastgesteld, dat de copie zoodanig was beschadigd, dat zij niet meer voor vertooning geschikt is; dat eischeres op grond van artikel 18 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van gedaagde, die zij voor de beschadiging aansprakelijk stelt, betaling vordert van een bedrag, gelijk aan de aanschaffingskosten (daarbij inbe grepen invoerrechten, betiteling, vracht, enz.) van een nieuwe copie der film „Jenny"; dat gedaagde ontkent, dat de beschadiging van de copie van de film „Jenny" in haar theaters zou hebben plaats gevonden, waarbij zij er zich op beroept, dat haar projectie apparaten in goede conditie verkeeren en cok regelmatig worden gecontroleerd; dat vaststaat, dat gedaagde, toen zij de copie van de film „Jenny" ontving, geenerlei aanmerking op den materieelen toestand van die copie ter kennis van eischeres heeft ge bracht, zoodat ingevolge het bepaalde in de laatste alinea van artikel 18 der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van den Nederlandschen Bioscoop-Bond de copie geacht moet worden in goeden staat aan gedaagde te zijn geleverd, hetgeen ook in overeenstemming is met de door eischeres vóór de vertooning te Zeist ter zake van den materieelen toestand van deze copie opgemaakte rapport, waaruit blijkt, dat slechts de vierde acte in geringe mate beschadigd was; dat eveneens vaststaat, gelijk beide partijen ook hebben verklaard, dat de copie van de film „Jenny" zich thans in dermate beschadigden toestand bevindt, dat zij niet meer voor vertooning geschikt is; dat uit het feit, dat de heer H. A. Wöhler te Middelburg onmiddellijk, nadat hij de copie van de film „Jenny" uit Zeist had ontvangen ernstig aanmerking op den toestand, waarin de film hem geleverd werd, ter kennis van eischeres heeft gebracht, volgt, dat hij de film in beschadigden toe stand heeft ontvangen; dat de Commissie dan ook van meening is, dat, waar aan genomen moet worden, dat gedaagde de film in goeden staal heelt ontvangen, terwijl de film in beschadigden toestand in Middelburg is aangekomen, de beschadiging moet liebben plaats gevonden ten tijde dat de film zich in handen van gedaagde bevond; dat de Commissie in deze meening nog versterkt wordt door het feit, dat gedaagde aanvankelijk eischeres heeft medegedeeld, dat zij bereid was de schade in der minne te regelen, waaruit blijkt, dat gedaagde ook zelve de mogelijk heid, dat de beschadiging in haar theater heeft plaats ge vonden, niet uitgesloten achtte; dat ingevolge het bepaalde in de eerste alinea van artikel 18 der Bondsvoorwaarden, gedaagde gedurende den tijd, dat zij het filmmateriaal in haar bezit had, ten volle aan sprakelijk was voor geheele of gedeeltelijke beschadiging; dat derhalve de vordering van eischeres gegrond moet worden geacht; dat mitsdien aan eischeres haar vordering moet worden toegewezen en gedaagde moet worden veroordeeld om aan eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag der aanschaffingskosten (invoerrechten, betiteling, vracht, enz. daarbij inbegrepen) eener nieuwe copie der film „Jenny"; dat de Commissie voorts van oordeel is, dat eischeres gehouden moet worden geacht om het schadebedrag tot de kleinst mogelijke proporties te beperken en dat eischeres mits dien zal moeten trachten te bereiken, dat bij het afdrukken der nieuwe copie slechts dat gedeelte van de copie wordt afgedrukt, dat zij voor vertooning in Nederland noodig heeft; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten, bedragende 20. Inzake het op 10 Januari 193S door de N.V. R.E.M.A., gevestigd te Amsterdam aanhangig gemaakt geschil contra de N.V. Paramcunt Films, eveneens gevestigd te Amster dam, dat de vordering van eischeres (R.E.M.A.) moet wor den toegewezen, en gedaagde (Paramount) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te be talen het gevorderd bedrag alsmede in de geschil kosten a ƒ20.zulks op grond van de overweging: dat eischeres in hoofdzaak stelt, dat op of omstreeks 21 September 1936 tusschen partijen een overeenkomst is aan gegaan inzake den zoogenaamden verhuur en huur van Films, behoorende tot de Paramount-productie 1936/1937, waarbij eischeres onder meer het recht heeft verkregen om de door gedaagde uit te brengen korte films („shorts") onder meer in het Colosseum Theater te Rotterdam te vertoonen: dat het de bedoeling was, dat deze films aan het Colosseum Theater zouden worden geleverd, voordat de films vertoond zouden worden in de Harmonie Bioscoop te Rotterdam; dat het contract ook volgens deze bedoeling is uitgevoerd, be halve voor wat betreft het filmpje „Sindbad de Zeeman", hetwelk in de week, aanvangende op Vrijdag, 31 December 1937 in de Harmonie Bioscoop te Rotterdam werd vertoond, toen de vertooning er van nog niet had plaatsgevonden in het Colosseum Theater te Rotterdam, ondanks het feit, dat eischeres gedaagde meermalen heeft verzocht haar het filmpje ter vertooning in het Colosseum Theater te willen leveren; dat eischeres op deze gronden van gedaagde een princi- pieele schadevergoeding vordert van 1.of zooveel minder als de Commissie billijk acht; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat ten aanzien van de shorts in de overeenkomst tusschen partijen niet is bepaald, dat deze shorts door het Colosseum Theater moeten worden vertoond, voordat de vertooning er van in de Harmonie Bioscoop te Rotterdam heeft plaats gevonden en dat zij (gedaagde) derhalve gerechtigd was het filmpje „Sindbad de Zeeman" aan de Harmonie Bioscoop te Rotterdam ter vertooning vanaf 31 December 1937 te leveren dat vaststaat, dat in het contract d.d. 21 September 1936 weliswaar is bepaald, dat eischeres het vertooningsrecht heeft van alle shorts, behoorende tot gedaagdes productie 1936/37, maar dat daarbij niet is bepaald, in welke vertooningsweek deze shorts aan eischeres geleverd moeten worden; dat uit het vorenstaande zou kunnen worden opgemaakt, dat eischeres het recht heeft deze shorts in zoogenaamde eerste vertooning-Rotterdam in het Colosseum Theater aldaar

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 15