OFFICIEEL ORGAAN
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BI O SCOO P - BON D
EEN PRINCIPIEELE BESLISSING
Gelijk wij in het vorig nummer van het Offi
cieel Orgaan hebben medegedeeld, is voor Gede
puteerde Staten van Noord-Holland in behande
ling gekomen de door de Bioscoopwet opgeworpen
principieele vraag, of een afbeelding in dagblad
advertenties al dan niet valt onder de bepalingen
van de Bioscoopwet.
Deze vraag is eerst langs een zeer grooten om
weg in het College van Gedeputeerde Staten terecht
gekomen. In 1935 namelijk hadden Burgemees
ter en Wethouders van Beverwijk aan het Plaat
selijk Comité voor de Katholieke Sociale Actie
aldaar als exploitant eener bioscoop een waar
schuwing gezonden terzake van het feit, dat de
exploitant in een te Beverwijk verschijnend blad
een advertentie had doen plaatsen als reclame
voor de vertooning van een bepaalde film, in welke
advertentie een afbeelding voorkwam, die niet
door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring
was toegelaten.
De Plaatselijke Commissie van toezicht op de
bioscopen te Beverwijk had schriftelijk de aan
dacht van B. en W. op bedoelde annonce geves
tigd, welke, naar de Commissie mededeelde, meer
in het bijzonder wat de daarin voorkomende af
beelding betrof, aan velen aanstoot gaf.
Door genoemde Commissie, te dezer zake voor
gelicht door den Voorzitter der Centrale Commis
sie voor de Filmkeuring, die op 12 November 1935
als zijn meening te kennen had gegeven, dat door
deze wijze van adverteeren in strijd was gehan
deld niet alleen met het bepaalde sub 3e, doch ook
met dat sub 2e van artikel 7 der Bioscoopwet,
werd aan B. en W. in overweging gegeven tot
toepassing van artikel 10 over te gaan.
Op grond van dit advies hebben B. en W. een
waarschuwing aan den exploitant doen toekomen,
waarbij werd overwogen, dat deze door het publi-
ceeren van bovenbedoelde advertentie de inge
volge artikel 7, 3e der Bioscoopwet op hem rus
tende verplichting niet was nagekomen en onder
diens aandacht werd gebracht, dat de vergunning
krachtens artikel 11 van de wet zou kunnen wor
den geschorst, indien binnen 5 jaren opnieuw ter
men voor het zenden van een waarschuwing aan
wezig zouden zijn.
Deze waarschuwing werd door het Hoofd
bestuur van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond onrechtmatig gevonden, zoodat dit college,
te dezer zake te hulp beroepen door den betreffen-
den exploitant, reeds bij schrijven van 6 Decem
ber 1935 tegen de waarschuwing bij het gemeente
bestuur heeft geprotesteerd.
Dit schrijven is door het gemeentebestuur van
Beverwijk nimmer beantwoord.
Destijds vermocht het Hoofdbestuur niet verder
op te treden, aangezien van een waarschuwing,
als hier bedoeld, geen beroep in den een of ande
ren vorm openstaat.
Op 30 November 1937 echter besloten B. en W.
van Beverwijk, met toepassing van artikel 11 der
Bioscoopwet, nadat de Plaatselijke Commissie van
toezicht was gehoord, de vergunning tot het geven
van bioscoopvoorstellingen in het W.B. Theater
1