men, dat zij ter beslechting zullen worden onderworpen aan de Bpttds'Srijitra'ge.' dat. eïschêrès lid is van den Nedeïlafldschen Bjoscbóp- Bond; dat in het contract, hetwelk op of omstreeks 12 November 1937 tusschen partijen is gesloten onder meer is bepaald, dat ,,au cas de litige du présent contrat Ie comité d'arbitrage du Nederlandsche Bioscoop-Bond est seul competent dat derhalve de Commissie van Geschillen, volgens de Sta tuten en het Arbitrage-Reglement van den Nederlandschen Bioscoop-Bond benoemd en aangewezen als arbitrage-com missie, bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-commissie, wier be slissingen vatbaar zijn voor hooger beroep bij den „Raad van Beroep" van den Bond; dat de Commissie, op grond van gedaagdes verklaring, dat Cinébref Zürich A.G., gevestigd te Zürich, een van gedaagde volkomen onafhankelijke rechtspersoon is, met gedaagde van oordeel is ,dat genoemde A.G. niet met gedaagde vereenzel vigd mag worden en derhalve de vordering van eischeres op Cinébref Zürich A.G. in dit geding niet voor berechting vat baar dient te worden verklaard; dat door gedaagde is overgelegd een lijst, opgemaakt door het expeditiekantoor Goth 6 Cie. te Bazel, welk kantoor door gedaagde belast is met het vervoer van de zendingen film- journaals te Bazel, op welke lijst zijn vermeld de data en tijdstippen van aankomst te Bazel en de data en tijdstippen van aflevering aan gedaagde van 11 zendingen filmjournaals van eischeres, terwijl bij deze lijst eveneens worden overge legd de desbetreffende vrachtbrieven; dat op deze lijst achter vier zendingen, waarvan 2 zendingen naleveringen zijn, de bemerking ,,te laat aangekomen" voor- komt; dat de overgelegde vrachtbrieven aantoonen, dat deze nagezonden gedeeltelijke filmjournaals slechts een lengte had den van 44 en 48 meter, en dus slechts een klein gedeelte van het voor de betreffende weken te leveren filmjournaal (nage komen actualiteiten) vormden de journaals hebben een ge middelde lengte van 275 meter en dus buiten beschou wing kunnen worden gelaten; dat de Commissie ten aanzien van de beide andere geval len, waar gedaagde zich op te late levering beroept, en welke zendingen betreffen, die Donderdags om 20.42 uur te Bazel arriveerden, doch van welker inhoud gedaagde niet vóór Vrijdagmorgen kon kennisnemen, op grond van het feit, dat op vorenvermeld tijdstip het expeditiekantoor te Bazel reeds gesloten was, van oordeel is, dat deze twee gevallen niet voldoenden grond opleveren voor gedaagdes bewering, dat te late levering een herhaaldelijk voorkomend verschijnsel was, nog afgezien van het feit, dat eischeres niet verantwoordelijk is voor de omstandigheid, dat gedaagde zich eerst Vrijdags- morgens in het bezit dier beide zendingen kon stellen, aan gezien de betreffende clausule in het tusschen partijen geslo ten contract bepaalt, dat de copieën zóó tijdig dienden te worden afgezonden, dat zij in den loop van Donderdag te Bazel zouden arriveeren, waarbij de Commissie het over bodig acht te treden in de beoordeeling van de vraag, of een aankomst des Donderdags om 20.42 uur nog beschouwd moet worden als te zijn binnen de perken der desbetreffen de contractueele bepaling; dat de Commissie ten aanzien van gedaagdes beroep op het feit, dat eischeresses filmjournaal een groot gebrek aan actualiteiten vertoonde en voornamelijk, althans voor een te groot gedeelte eenvoudig uit stukken documentaire film was samengesteld, van oordeel is, dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid, dat gedaagde niet is willen ingaan op het aanvankelijk door eischeres gedane aariod, om een keuze uit de wekelijksche actualiteiten van eische resses filmjournaal te maken, en te kennen heeft gegeven het geheele journaal te wenschen af te nemen; immers moet toch gedaagde geacht worden zich rekenschap te hebben gegeven van het feit, dat een volledig Hollandsch filmjournaal niet een voor 100 procent interessanten inhoud voor den Zwitserschen bioscoopbezoeker kan opleveren; dat de Commissie inzage heeft genomen van de door eische res geproduceerde inhoudsopgaven van 13 achtereenvolgende Filmjournaals, zooals aan gedaagde geleverd, en heeft vasl gesteld, dat deze journaals vrijwel geheel bestonden uit op namen van actueele gebeurtenissen en slechts een zeer klein gedeelte documentair kon worden genoemd: dat de Commissie op grond van voorafgaande overwegin gen zoowel gedaagdes beroep op te late levering als op het feit, dat eischeresses filmjournaal een te groot gebrek aan actualiteiten vertoonde ter staving welker laatste bewering zij overigens geen enkel bewijs heeft trachten bij te brengen ongegrond acht; dat gedaagde derhalve gehouden moet worden geacht hare verplichtingen, aangegaan bij overeenkomst van 12 Novem ber 1937, ten opzichte van eischeres na te komen; dat gedaagde moet worden veroordeeld om 'aan eischeres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen; Ie. het saldo harer rekening voor geleverde filmjournaals gedurende den tijd van 4 November 1937 tot den dag, waarop de vordering door eischeres contra gedaagde werd ingesteld (25 Januari 1938), zijnde 12 maal is verminderd met het hierop reeds betaalde van is 2e. de kosten van een protest-wissel ad 3c. de kosten van retourzending der journaalfilms van Bazel naar 's-Gravenhage, nader op te maken bij staat; 4e. de kosten van dit geschil, bedragende 50. Inzake het door den heer P. Vermeer Jr., eigenaar van het Filmverhuurkantoor F.A.N, te Zand voort, op 14 Februari 1938 aanhangig gemaakt geschil contra den heer W. H. te Poel, vroeger explciteerende de voormalige Emma Bioscoop te Hoensbroek, wonende te Kerkrade, dat aan eischer (Vermeer) zijn vorderingen a. ten bedrage van f voor twee niet afgenomen films en b. ten bedrage van zijnde van den overeengekomen auteursprijs voor de film „Het Geheimzinnige Sanatorium" moeten worden ontzegd en dat de vordering ten bedrage van voor verbrand of beschadigd reclame-materiaal van de films „Vleermuizen" en „Het Geheimzinnige Sanatorium", ten deele, en wel voor de helft, zijnde moet worden toegewezen. De geschil- kosten, in totaal bedragende 20.moeten aan partijen elk" voor de helft ten laste worden gebracht. Deze uitspraak is gegrond op de volgende overwegingen dat eischer in hoofdzaak heeft gesteld met gedaagde (Te Poel) een overeenkomst te zijn aangegaan voor de levering van eenige films voor den auteursprijs van voor elk dezer films, en dat hij van gedaagde bericht heeft ontvangen, dat de in den nacht van 22 op 23 September 1935 door brand verwoeste Emma Bioscoop te Hoensbroek, ten behoeve van welke bioscoop gedaagde deze overeen komst had gesloten, niet meer zou worden opgebcuwdt wes halve gedaagde, zich beroepende op artikel 24 der Alge- meene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films de overeenkomst wenschte te annuleeren, doch dat eischer zich evenwel op het standpunt stelt, dat gedaagde met de door hem ontvangen assurantiepenningen de bedragen, verschui digd volgens de tusschen partijen gesloten overeenkom, had kunnen voldoen en dan ook van meening is, dat artikel 24 der Bondsvoorwaarden niet van toepassing is op zijn overeenkomst met gedaagde, gezien de in dit artikel voor komende bepaling: „Als van den wil van één der partijen onafhankelijke omstandigheden wordt niet beschouwd gebrek aan geldelijke draagkracht"; dat eischer op grond hiervan van gedaagde dan ook betaling vordert van een bedrag van fvoor twee niet afgenomen films, waartoe gedaagde volgens genoemde overeenkomst echter verplicht was; dat gedaagde heeft vermeend slecht -/:: van de overeengekomen auteursprijs voor de film „Het Geheimzinnige Sanatorium vertoond in de week, waarin de Emma Bioscoop te Hoens broek door brand werd vernield (2027 September 1935) te behoeven te voldoen, en als beweeggrond hiervoor heeft aangevoerd een desbetreffend advies van de Bedrijfsafdee- ling Filmverhuurders van den Nederlandschen Bioscoop-Bond te hebben ontvangen; dat eischer zich dienaangaande met deze Bedrijfsafdeeling in verbinding heeft gesteld, welke

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 9