INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
fl
(t
16
bedragende 20.met dien verstande, dat dit bedrag als
volgt kan worden betaald:
gedurende de maanden Mei, Juni, Juli en Augustus
1938 per maand en voorts vanaf September 1938
per maand, welke betalingen, behoudens de eerste
ad over Mei 1938, welke onmiddellijk na ontvangst
van dit vonnis moet worden gedaan, dienen te geschieden
op den eersten Dinsdag van elke maand, totdat het ge-
heele bedrag ad is betaald.
Deze uitspraak is gegrond op de overweging:
dat gedaagde heeft erkend het gevorderd bedrag schuldig
te zijn en een betalingsregeling heeft voorgesteld, zooals nader
omschreven in de uitspraak, waarmede eischeres zich accoord
heeft verklaard;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen.
De Commissie heeft voorts bepaald, dat, indien gedaagde
op eenigen hiervoren bedoelden Dinsdag met de betaling van
een termijn in gebreke zou blijven, zonder nadere sommatie
de boycot te zijnen opzichte zal worden uitgevaardigd, in
welk geval tevens het geheele resteerende bedrag in eens op-
vorderbaar zal zijn.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar zitting van Donderdag, 28 April 1938, de navolgende
uitspraken gewezen:
Inzake het door de N.V. Handel Maatschappij „Loetafoon",
gevestigd te Eindhoven, op 18 Januari 1938 aanhangig ge
maakt geschil contra de N.V. Loet C. Barnstijn's Standaard
Films, gevestigd te 's-Gravenhage, dat de vordering van
eischeres (Loetafoon) ten deele moet worden toegewezen en
gedaagde (Barnstijn) mitsdien moet worden veroordeeld om
tegen kwijting aan eischeres te betalen het toegewezen be
drag ad met dien verstande, dat de betaling hiervan
zal geschieden uit de eerstvolgende betalingen, welke de N.V.
Bioscoop- en Huizenexploitatie Maatschappij „Het Westen",
gevestigd te Rotterdam, aan gedaagde heeft te doen en welke
tot een bedrag van door gedaagde zullen worden aan
gewend ter dekking van de door haar voorgeschoten kosten
met het oog op de ten behoeve van „Het Westen" getroffen
betalingsregelingen.
De Commissie veroordeelt beide partijen elk in de helft der
arbitragekosten, in totaal bedragende 40.
Deze uitspraak is gegrond op de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat in of omstreeks
Mei 1932 tusschen de N.V. Bioscoop- en Huizenexploitatie
Maatschappij „Het Westen", gevestigd te Rotterdam en haar
directeuren, waaronder beide partijen, een afbetalingsregeling
is getroffen, waarbij werd bepaald, dat „Het Westen" aan
gedaagde ten behoeve van de crediteuren, behoorende tot de
z.g. Barnstijn-groep, waaronder mede werd begrepen eische
res, per 3 maanden 2J--2 van het totale bedrag der in de
Barnstijn-groep begrepen vorderingen ter aflossing en ponds
ponds-gewijze-verdeeling daarvan zou fourneeren; dat blijkens
de balansen van „Het Westen" tot 31 December 1936 in
totaal is afgelost een bedrag van zijnde 39% van het
totale bedrag; dat daarvan eischeres had moeten ontvangen
39 van haar vordering a of een som van
dat zij echter van gedaagde ontvangen heeft
zoodat gedaagde haar nog verschuldigd is een bedrag van
dat zij getracht heeft hiervan in der minne beta
ling te verkrijgen, hetgeen haar niet gelukt is, weshalve zij de
Commissie verzocht heeft gedaagde te veroordeelen tot beta
ling van een bedrag van of zooveel minder als de
Commissie billijk acht;
dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd,
dat het bedrag der aflossingen van de N.V. „Het Westen"
met een bedrag van moet worden verminderd, dat het
percentage der aflossingen door eischeres onjuist is berekend,
en dat bovendien door gedaagde voorgeschoten onkosten
voor de helft ten laste van eischeres moeten komen;
dat bij het door de Commissie ingestelde onderzoek is komen
vast te staan, dat de hoofdsommen der betreffende vorde
ringen op de N.V. „Het Westen" in totaal bedroegen
waarbij de vordering van eischeres ten bedrage van is
inbegrepen en dat tot het einde van het jaar 1936 door de
N.V. „Het Westen" ten behoeve van de Barnstijn-groep is
afgelost een bedrag van .-
dat het aan eischeres toekomend aandeel bij de ponds
ponds-gewijze verdeeling van het afgeloste bedrag bedraagt
zoodat gedaagde, die hiervan aan eischeres
heeft betaald, nog een bedrag van aan eischeres ver
schuldigd zou zijn;
dat ten aanzien van de vraag, of op het vorengemeld be
drag van fin mindering moet worden gebracht de helft
van de door gedaagde voorgeschoten kosten, door eischeres
is naar voren gebracht, dat volgens de crediet-hypotheekacte,
verleden op 16 October 1931 ten overstaan van Notaris
J. Drapers te Capella a. d. IJsel, alle kosten zonder uitzonde
ring, welke de daarin genoemde crediteuren tot behoud of
ter uitoefening hunner rechten ooit noodig achten, ten laste
komen van de N.V. „Het Westen", zoodat niet eischeres,
maar de N.V. „Het Westen" tot betaling van deze kosten
gehouden is, terwijl eischeres, indien de Commissie daarom
trent een andere opvatting zou hebben, voorts het standpunt
inneemt, dat in ieder geval ook ten aanzien van de kosten
een ponds-pondsgewijze verdeeling moet plaats vinden;
dat weliswaar op grond van de vorengemelde hypotheek
acte de door gedaagde in verband met de getroffen betalings
regelingen gemaakte kosten ten bedrage van door de
N.V. „Het Westen" moeten worden terugbetaald, maar dat
het billijk moet worden geacht, zulks met het oog op de finan-
cieele positie der N.V. „Het Westen", dat gedaagde, alvo
rens tot uitbetaling van het aan eischeres toekomend bedrag
van over te gaan, van de eerstvolgende betalingen der
N.V. „Het Westen" een bedrag van ter dekking harer
kosten afhoudt;
dat mitsdien de vordering van eischeres tot een bedrag van
moet worden toegewezen en gedaagde moet worden
veroordeeld om aan eischeres het toegewezen bedrag te beta
len, met dien verstande, dat de betaling hiervan zal geschie
den uit de eerstvolgende betalingen, welke de N.V. „Het
Westen" aan gedaagde heeft te doen en welke tot een bedrag
van door gedaagde zullen worden aangewend ter dek
king van de door haar voorgeschoten kosten met het oog op
de ten behoeve van „Het Westen" getroffen betalingsrege
lingen;
dat in aanmerking nemende het feit, dat de vordering van
eischeres slechts ten deele kan worden toegewezen, het aan
de Commissie billijk voorkomt, dat beide partijen elk worden
veroordeeld in de helft der arbitrage-kosten, welke de Com
missie met het oog op de uitvoerige behandeling aan deze
zaak gewijd, heeft bepaald op 40.
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister,
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, welke vóór 10 Juni e.k.
schriftelijk bij het Hoofdbestuur moeten worden ingediend,
raadplege men art. 6 van het Reglement op het Naamregister.
Datum
Titels waaronder de films
Naam van den
waarop
schrijving
zocht
ïn-
in Nederland worden uit
houder der ex
ver-
is
gebracht
ploitatie-rechten
20 April
1938
Bandieten der woestijn
L.C.B. Stan-
daardfilms.
18 Mei
Vliegende duivels
Odeon.
19
Een tegen allen
Monopole.
19
De kinderen van kapitein
Grant
Amfilmin.
28
De onbereikbare
Ufa.
30
Een moeder beschuldigt
Odeon.
30
Revolver wet
R.K.O. Radio.
30
De kunst om te leven
30
D'r op of d'r onder
30
Paniek in Hollywood
>i tt
30
De ploeg der gedoemden
tt
30
Zij trouwde den melkboer