UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
8
dat overigens de bewering van appellante, dat het con
tract niet zou zijn tot stand gekomen na de z.g. sluiting van
het bioscoopbedrijf, in strijd moet worden geacht met de
feiten, aangezien het contract eerst geteekend is in Maart
1935 en de sluiting tot stand was gekomen in Februari 1935,
zoodat ook al het overige, dat appellante in verband daar
mede aanvoert, niet terzake dienende is, wijl immers appel
lante vóór het teekenen van het contract alle in verband met
den, als gevolg van de sluiting van het bedrijf ingetreden
gewijzigden toestand gewenschte veranderingen in het con
tract had kunnen aanbrengen;
dat het evenmin, gelijk appellante beweert, aan de houding
van geïntimeerde zou zijn te wijten, dat de nieuwe Cineac
te Amsterdam niet de plaats van het Passage theater is gaan
innemen, aangezien deze overneming niet tot stand is ge
komen, wijl de hypotheekhouder van het pand in kwestie
weigerde mede te werken, zoodat partijen, die te dezer zake
geen verplichtingen waren aangegaan, daarna geheel vrij
waren, althans het feit, dat deze transactie niet tot stand
is gekomen appellante niet kan ontslaan van haar verplich
ting ex artikel 9;
dat de Raad evenals de Commissie van Geschillen er geen
behoefte aan heeft te treden in een beoordeeling van de
vraag, of de opening van het Damrak theater te Amsterdam
al dan niet schade toebrengt aan de exploitatie van het
Passage theater aldaar, aangezien appellante op grond van
artikel 9 van het contact van Maart 1935 een voorwaarde
lijke schuld aan geïntimeerde heeft, waarvan het vooraf door
partijen vastgesteld bedrag niet voor vermindering vatbaar
kan worden geacht en ook overigens niet terzake doet het
verweer van appellante, dat slechts 20 van de bezoekers
van het Damrak Theater getrokken worden van de zijde
van den Nieuwendijk, aangezien het Damrak theater aan de
Nieuwendijkzijde over een volledig geoutilleerden ingang be
schikt en het theater derhalve zoowel aan den Nieuwendijk
als aan het Damrak gelegen is;
dat de Raad derhalve de overwegingen van de Commissie
van Geschillen in alle opzichten onderschrijft en al hetgeen
appellante verder tegen het vonnis van de Commissie van
Geschillen heeft aangevoerd, als niet terzake dienende acht;
dat de vordering van geïntimeerde dus als gegrond be
hoort te worden toegewezen en appellante mitsdien moet
worden veroordeeld om tegen kwijting aan geïntimeerde te
betalen het gevorderde bedrag van en wel
terstond met de rente daarvan ad 5 's-jaars sedert 17 Mrt.
1938, op 17 Maart 1939 met de rente daarvan ad
5 's-jaars sedert 17 Maart 1939 en op 17 Maart
1940 met de rente daarvan ad 5% 's-jaars sedert 17 Maart
1940, met de veroordeeling van appellante in de kosten
der arbitrage in beide instanties, bedragende 100.in
eerste en 80.in tweede instantie.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in
haar op Maandag, 8 Augustus 1938 gehouden zitting inzake
het door de N.V. Filmverhuurkantoor „Nederlandgeves
tigd te Amsterdam, op 13 Juni 1938 aanhangig gemaakt ge
schil contra de N.V. Cinema Royal, gevestigd te Amsterdam
en exploiteerende de Cinema Royal en de Corso Cinema al
daar, de N.V. Exploitatie Maatschappij „Amstelodamum",
gevestigd te Amsterdam en exploiteerende het Rialto Theater
aldaar, de N.V. Capitol Theater, gevestigd te Rotterdam en
exploiteerende het Capitol Theater aldaar, de N.V. Theater
Maatschappij „Orero", gevestigd te Rotterdam en exploi
teerende het City Theater aldaar, en den heer P. Vermeer,
exploitant van het Centraal Theater te Rotterdam, uitspraak
gedaan, dat de vordering van eischeres („Nederland") ten
deele moet worden toegewezen en gedaagden (N.V. Cinema
Royal, enz.) moeten worden veroordeeld om tegen kwijting
aan eischeres te betalen het toegewezen bedrag a f
alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ40.—, zulks op
grond van de overweging:
dat eischeres in hoofdzaak heeft yesteld, dat zij op of om
streeks 25 September 1936 met gedaanden een contract is
aangegaan inzake den zoogenaamden verhuur en huur van
12 films voor zoogenaamde eerste-week-vertooning Amster
dam en Rotterdam, door gedaagden te kiezen uit alle films,
welke door de Britsche filmproductie-maatschappij Gaumont
British Ltd. tusschen 21 Juli 1936 en 30 Juni 1937 in tradeshow
zonden zijn gebracht; dat deze films op percentage-basis
zouden wordei} vertoond, echter met een garantie van
j 20.000.voor het minimum-aandeel van eischeres in de
opbrengst; dat eischeres tot dusver aan filmhuur van gedaag
den heeft ontvangen een bedrag van en dat ge
daagden weigeren verder films van het contract af te nemen
of het restant van het garantiebedrag, zijnde aan
eischeres te betalen; dat partijen getracht hebben tot een
minnelijke schikking van dit geschil te geraken, maar dat zij
daarin niet geslaagd zijn; dat eischeres op deze gronden van
gedaagden betaling vordert van een bedrag van
of zooveel minder als de Commissie billijk acht;
dat gedaagden hiertegen in hoofdzaak hebben aangevoerd,
dat de overeenkomst d.d. 25 September 1936 het resultaal
was van langdurige onderhandelingen tusschen partijen,
waarbij door eischeres in het vooruitzicht is gesteld, dat de
12 gecontracteerde films gekozen zouden kunnen worden uit
de Gaumont-British-productie, welke uit 30 a 40 films zou
bestaan en dat de kwaliteit van deze films die van de vorige
Gaumont-British-productie zou overtreffen; dat eischeres
slechts 17 Gaumont-British-films voor het maken eener keuze
beschikbaar kon stellen, terwijl de Engelsche productiemaat
schappij Gaumont-Britisch Ltd. in den loop van het con
tractjaar met ernstige financieele moeilijkheden te kampen
heeft gehad, welke moeilijkheden er toe hebben geleid, dat
de leiding van deze onderneming in handen kwam van de
Engelsche maatschappij General Film Distributors en de
oorspronkelijke plannen voor de productie slechts op be
perkte schaal konden worden uitgevoerd, waaronder de kwa
liteit der films zoo ernstig heeft geleden, dat er onder de 17
films, die in plaats van de aangekondigde 30 a 40 films be
schikbaar werden gesteld, voor eerste-week-vertconing te
Amsterdam niet meer dan 6 en voor Rotterdam niet meer
dan 9 films in aanmerking konden komen; hoewel ook de
kwaliteit van deze films naar de meening van gedaagden
ver ten achter blijft bij hetgeen zij op grond van de vooruit
zichten, welke eischeres bij het aangaan van het contract
heeft aangeduid, hadden mogen verwachten; dat gedaagden
op deze gronden van meening zijn. dat eischeres niet alleen
wat het aantal maar ook wat de kwaliteit der geleverde films
betreft niet aan haar contractueele verplichtingen heeft vol
daan, zij het, dat dit te wijten is aan de déconfiture van
Gaumont-British, weshalve gedaagden geweigerd hebben het
restant van het garantiebedrag aan eischeres te betalen;
dat eischeres heeft ontkend, dat de overeenkomst d.d. 25
September 1936 is aangegaan op grond van de productie
aankondiging en dat zij zelfs nadrukkelijk geweigerd heeft
in het contract te bepalen, dat de keuze der 12 films zou
geschieden uit 30 a 40 films, zooals gedaagden verlangden;
dat in het contract dan ook slechts is vermeld, dat de 12
films gekozen moeten worden uit alle films (zonder vermel
ding van een bepaald aantal), welke door de Gaumont-
British „ge-trade-showed" worden tusschen 21 Juli 1936 en
30 Juni 1937; dat eischeres niet 17, maar 23 films voor het
maken der keuze aan gedaagden beschikbaar heeft gesteld,
waarvan er weliswaar 6 niet door Gaumont-British waren
geproduceerd, weshalve gedaagden deze films niet wenschen
te beschouwen als te behooren tot het contract, maar waar
van er één, n.1. „Secret of Stambcui" in de Rotterdamsche
theaters van gedaagden is vertoond, terwijl in het contract
ook niet is bepaald, dat de te leveren films persé door Gau
mont-British geproduceerd moeten zijn, doch slechts door
Gaumont-British in het daarvoor genoemd tijdvak „getrade-
showed" moeten worden;
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek ge
bleken is, dat bij de tusschen partijen gevoerde onderhande
lingen, voorafgegaan aan de totstandkoming van het con
tract d.d. 23 September 1936, gesproken is over een produc
tie van Gaumont-British Picture Corporation Ltd. te Londen,
bestaande uit 30 tot 40 films, hetgeen trouwens ook is ver-