DIEP TELEURSTELLEND
In het hoofdartikel van dit orgaan hebben wij
onze bevreemding erover moeten uitspreken, dat
de organisatoren van de feestelijkheden in Am
sterdam verzuimd hebben een gelegenheid te
scheppen, die het Hare Majesteit de Koningin
mogelijk zou hebben gemaakt de Nationale Film
.Veertig Jaren" te aanschouwen. Een verzuim, dat
te meer te betreuren valt, omdat het, gelijk gezegd
van weinig reverentie getuigt jegens het onbaat
zuchtig werk van de initiatiefnemers en omdat
daardoor aan de Koningin wordt onthouden een
huldebetoon, dat niet alleen nationaal is van opzet,
maar groote offers heeft gevraagd en bovendien in
het bijzonder Haar Persoon en Haar Regeering
geldt.
Blijkbaar is dit een gevolg van gemis aan samen
werking of wel van gebrek aan contact tusschen
het Nationale Comité en de Amsterdamsche Hul-
digings Commissie 1938.
Zulks komt ook hierin tot uiting, dat blijkens
het officieele Amsterdamsche feestprogramma
iederen avond op verschillende plaatsen in de stad
onder auspiciën van genoemd Comité openlucht
filmvoorstellingen zullen worden gegeven, terwijl
te zelfder tijd de Nationale Film, alsook de ver
schillende Oranje Films in de grootste bioscopen
der stad worden vertoond.
Als zeker kan worden aangenomen, dat het
geen bij deze openluchtvoorstellingen ten beste
wordt gegeven, niet veel te beteekenen heeft en
een directe schade voor de bioscoopondernemers
allerminst behoeft te worden gevreesd. Maar
daarom zijn we juist beducht, dat de resultaten
van dit openlucht-dilettantisme van dien aard zijn,
dat zij de film geen eer zullen aandoen.
Wij stellen er daarom prijs op te verklaren, dat
deze voorstellingen geheel buiten den Bond en
buiten het film- en bioscoopbedrijf om zijn georga
niseerd en dat dit laatste daarmede niets uitstaan
de heeft. De verantwoordelijkheid voor de z.g.
openluchtfilmvoorstellingen berust ten volle bij de
Amsterdamsche Huldigings Commissie 1938.
Een andere teleurstelling van veel ernstiger aard
ondervindt het bedrijf in deze dagen als gevolg
van de houding der plaatselijke Overheid. Zooals
bekend, was aan de Besturen van alle gemeen
ten, waar de Nationale Film dan wel de docu
mentaire Oranje-films zouden worden vertoond,
verzocht voor den duur van de vertooning dezer
films vrijstelling te verleenen van betaling van
belasting op vermakelijkheden. Aan dit verzoek
hebben slechts eenige Gemeentebesturen voldaan,
n.1. de Besturen der gemeenten Groningen, Hilver
sum, 's-Hertogenbosch. Apeldoorn, Hengelo, Mid
delburg. Velzen, Emmen, Goes, Aalsmeer, Vlaar-
dingen, Coevorden, Geldrop en Wormerveer. De
namen dezer gemeenten mogen bier met erkente
lijkheid worden vermeld.
Dat de Besturen van de grootste gemeenten in
den lande echter gemeend hebben aan het overi
gens gerechtvaardigd verzoek van de betreffende
bioscoopondernemers niet te moeten voldoen, zon
der dat zij ook maar één steekhoudend motief heb
ben kunnen aangeven, is diep teleurstellend. Juist
in deze gemeenten klemde het verzoek van de
betreffende bioscoopondernemers te meer, omdat
de films in kwestie aldaar in verschillende biosco
pen tegelijk worden vertoond. Daardoor immers
ontstond een groot risico, waarvoor de plaatselijke
Overheid den ondernemer thans alleen heeft laten
zitten.
Wij aarzelen niet te zeggen, dat de houding van
deze plaatselijke Overheid wel heel ongunstig af
steekt bij die van de bioscoopondernemers, die met
inzet van hun portemonnaie mede hebben willen
werken tot het welslagen van een zoo grootsch
mogelijke nationale hulde, alsmede van de meer
genoemde gemeentelijke Bestuurscolleges, die zulk
een juist begrip voor de werkelijkheid toonden.
Kunnen we voor de houding van laatstgenoemde
Colleges niets dan waardeering hebben, die van
eerstgenoemde heeft, de omstandigheden in aan
merking genomen, diep teleurgesteld.
AMENDE HONORABLE VAN Ds. GUNNING
In een van de vorige nummers van het Officieel
Orgaan hebben wij in een artikel getiteld .Vijan
den van de bioscoop" de weinig ridderlijke strijd-
methode gesignaleerd, welke Ds. Gunning toepaste
in een artikel, dat hij in het Weekblad „Timotheus"
over de film geschreven had.
Dit artikel was daarom zoo grievend, wijl aller
lei vage en oncontroleerbare gegevens uit het bui
tenland waren verzameld om aan de hand daarvan,
met voorbijgaan, van serieuze gegevens van eigen
bodem, te betoogen, dat het met het Nederland-
sche bioscoopbedrijf zóó cru is gesteld, dat het
een gevaar vormt voor ons volk en slechts een wel
bewuste, eendrachtige oppositie redding zou kun
nen brengen.
Wij noemden een dergelijke voorstelling van
zaken misleidend, te meer nu zij kwam van iemand,
dien wij om velerlei redenen zouden willen hoog
schatten.
Ook het maandblad Lichtbeeld en Cultuur" had
zich aan het opstel van dominee Gunning gestoo-
ten en daartegen op krachtige wijze stelling ge
nomen.
De heer Gunning, wien het betreffend blad was
toegezonden, heeft daarop aan de redactie een
briefje gestuurd, waarin hij schrijft, dat hij te
goeder trouw, maar onkundig van onze toestanden,
een buitenlandsch auteur heeft gevolgd en nage-
sproken.
Liever dan hem te blameeren, die wellicht voor
zijne toestanden recht van spreken had, betuigt
dominee Gunning zijn leedwezen er over, dat hij
door dit stuk in „Timotheus" over een werk van