HANDHAAFT DE MINIMUMPRIJZEN
Hoewel het Minimum-Prijzen-Reglement bevre
digend functionneert en allerwegen zichtbaar
resultaat' oplevert, komt het niettemin voor, dat
hier en daar overtredingen plaatsvinden.
Het Hoofdbestuur is ter zake reeds eenige malen
waarschuwend opgetreden en wel met goed ge
volg. Dat het Hoofdbestuur dit kon doen, was
veelal te danken aan de activiteit van de Afdee-
lingsbesturen en den Afdeelingsraad, die gelijk
bekend, krachtens artikel 16 van het Minimum-
Prijzen-Reglement belast zijn met het toezicht op
de naleving van de ingevolge dit reglement geno
men besluiten en van zijn voorschriften.
Het Bestuur van de Afdeeling „Het Oosten"
heeft onlangs zelfs gebruik gemaakt van zijn be
voegdheid, omschreven in artikel 6 van het Uni
form Reglement voor de Plaatselijke en Provin
ciale Afdeelingen en de artikelen 16 en 17 van het
Minimum-Prijzen-Reglement, door een lid, dat zich
meermalen aan overtredingen had schuldig ge
maakt en de waarschuwingen, welke hem in ver
band daarmede waren gegeven, in den wind had
geslagen, de straf van boete op te leggen tot een
bedrag van f 50.
Het betreffende lid heeft hierop een beroep ge
daan op de ledenvergadering van de Afdeeling,
doch deze heeft de beslissing van het Afdelings
bestuur gesanctionneerd.
Naar aanleiding hiervan zij er nog eens op ge
wezen, dat artikel 17 van genoemd reglement, op
grond waarvan deze beslissing mede genomen is,
bepaalt, dat overtreding van eenig ingevolge dit
reglement genomen besluit of van eenig voor
schrift van dit reglement is een handeling in strijd
èn met de algemeene bedrijfsbelangen van het
geheele Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf,
èn met de speciale en plaatselijke belangen van de
leden der betreffende Plaatselijke of Provinciale
Afdeeling, zoodat daarop van toepassing zijn arti
kel 17 der Statuten en artikel 6 van het Uniform-
Reglement van den Bond. Als overtredingen wor
den mede aangemerkt alle handelingen, die de
blijkbare bedoeling hebben de bepalingen van dit
reglement of eenige ingevolge dit reglement geno
men besluit te ontduiken, zulks met inachtneming
van zoowel de strekking als de bewoordingen dier
bepalingen en besluiten., Echter is het Bestuur van
een plaatselijke of provinciale afdeeling krachtens
dit artikel tot straffen bevoegd na desgevraagd
van het Hoofdbestuur de schriftelijke verzekering
te hebben ontvangen, dat artikel 17 der Statuten
door dit College niet zal worden toegepast.
Met betrekking tot het voorgaande is het wel
licht dienstig onder de aandacht van de leden te
brengen, dat ook de Rechter Bondsreglementen als
deze geenszins en bagatelle behandelt.
Zoo hebben de leden der Vereeniging ter Bevor
dering van de Belangen van den Boekhandel,
waarbij vrijwel alle uitgevers en boekhandelaren in
Nederland zijn aangesloten, de verplichting zich
te houden aan een reglement voor het handelsver
keer in den Nederlandschen boekhandel, welk
reglement de bepaling bevat, dat het publiek voor
een boek bij alle boekhandelaren den zelfden prijs
moet betalen, waarin is verdisconteerd een rede
lijke belooning voor schrijver, uitgever en boek
handelaar.
Een niet erkende Groningsche boekhandelaar nu
bood boeken te koop aan tegen een lageren prijs,
dan dien, welke door de erkende boekhandelaren
was vastgesteld.
Het Groningsche Boekverkooperscollege had
het ndodige bewijsmateriaal tegen bedoelden boek
handelaar weten te verzamelen en het gevolg
daarvan was, dat twee Amsterdamsche uitgevers,
wier uitgaven beneden den officieel vastgestelden
prijs waren verkocht, den betrokken, niet erken
den boekhandelaar in kort geding voor den Pre
sident van de Rechtbank hebben gedaagd.
In zijn uitspraak verwierp de President alle ex-
ceptièn, door den advocaat van gedaagde aange
voerd. Hij was van meening, dat de gedragingen
van gedaagde moesten worden aangemerkt als
onbetamelijk zoowel ten opzichte van den uitgever
als ten opzichte van alle erkende boekhandelaren.
Hij overwoog verder, dat gedaagde door gebruik
te maken van het feit, dat erkende collega's zich
niet aan hun contracten hielden, op onrechtmatige
wijze zich een voorsprong verwierf op de colle
ga's, die zich wel aan hun contract hielden, ter
wijl deze laatsten tegen deze wijze van concur-
reeren machteloos stonden.
De President oordeelde, dat de gewone Rechter
deze gedragingen als onrechtmatig zou beschou
wen. Hij verbood mitsdien den gedaagde voort te
gaan met te koop aanbieden of verkoopen van
uitgaven van de beide betrokken uitgevers tegen
een lageren prijs dan den officieel vastgestelden.
Bij overtreding van dit verbod zou lijfsdwang op
hem kunnen worden toegepast, terwijl gedaagde
voor elke overtreding tot een boete van 50.
werd veroordeeld. De President besliste verder,
dat dit vonnis zijn kracht verliest als de eigenlijke
zaak niet binnen vier weken voor den gewonen
rechter aanhangig wordt gemaakt. Gedaagde
werd verder veroordeeld in de proceskosten.
Het respect, dat ook de Rechter voor de regle
menten van een gezonde, krachtige organisatie
aan den dag blijkt te leggen, accentueert sterk de
waarde en de beteekenis daarvan. Hierdoor komt
des te duidelijker naar voren de ernst van een