INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
11
dien het film-materiaal tegen lagen prijs aan eischer heeft
afgestaan; dat gedaagde alles, wat in haar vermogen ligt,
gedaan heeft om verlenging van den licentie-duur te ver
krijgen, maar dat al haar pogingen ondanks vele besprekingen
en uitvoerige correspondentie met R.K.O. zonder resultaat
zijn gebleven; dat gedaagde zich overigens op het standpunt
stelt, dat eischer op grond van het bepaalde in artikel 8
van de overeenkomst de exploitatie der films onmiddellijk
moet beëindigen en het in zijn bezit zijnde film-materiaal
moet vernietigen, zonder dat gedaagde tot eenigerlei schade
vergoeding gehouden is;
dat uit het door de Commissie ingesteld onderzoek is
komen vast te staan, dat het gedaagde niet bekend was, dat
de licentie der aan hem in exploitatie overgedragen R.K.O.-
producties 1934/'35 en 1935/'36 respectievelijk op 1 Maart
1937 en 1 Maart 1938 eindigde, hetgeen blijkt o.a. uit
artikel 8 van de op of omstreeks 13 October 1937 tusschen
partijen aangegane overeenkomst, luidende: „Indien R.K.O.
verdere exploitatie na afloop van den licentieduur onmogelijk
maakten voorts uit den brief van gedaagde aan eischer
d.d. 17 September 1937, waarvan de voorlaatste alinea luidt:
„Het is U verder bekend, dat de hcentierechten van enkele
films reeds afgeloopen zijn, doch wij gelooven, dat er geen
beletselen zullen zijn de exploitatie geheel af te werken,
waartoe wij voor zoover dit in ons bereik ligt, onze mede
werking zullen verkenen", terwijl op den datum, dat die
brief geschreven werd, de licentie-duur van de geheele pro
ductie 1934/'35 reeds verstreken was;
dat uit het vorenstaande, en wel speciaal uit den brief
van 17 September 1937, volgt, dat eischer door gedaagde
bij het aangaan van de overeenkomst in den waan is ge
bracht, dat hij de beide producties, behoudens enkele films,
nog geruimen tijd zou kunnen exploiteeren en dat hij daarin
versterkt werd, toen gedaagde hem een opgave zond van
circa 200 leveranties, welke na 1 Januari 1938 ingevolge
contracten van gedaagde op deze films nog moesten worden
uitgevoerd;
dat gedaagde weliswaar op grond van artikel 8 van de
overeenkomst van eischer kan verlangen, dat hij de exploi
tatie der films stopzet, nu zij, gelijk vaststaat, door de Ame-
rikaansche Maatschappij R.K.O. Radio Flims daartoe ge
dwongen wordt, maar dat zij gehouden is de uit het stop
zetten der exploitatie voor eischer voortvloeiende schade
te vergoeden;
dat uit de aan de Commissie overgelegde bescheiden blijkt,
dat eischer wegens door hem reeds afgesloten, maar niet
meer uitvoerbare contracten, waarbij de bewuste films zijn
verhuurd, een filmopbrengst van f derft, welk bedrag
niet door gedaagde is bestreden, zoodat zijn vordering uit
dien hoofde tot een bedrag van f moet worden toe
gewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om
het toegewezen bedrag a f aan eischer te betalen;
dat eischers vordering tot betaling van f wegens
door derden te vorderen vergoedingen praematuur moet
worden geacht en derhalve niet-ontvankelijk moet worden
verklaard;
dat, wat de verder door eischer gevorderde schadevergoe
ding betreft wegens het derven van baten uit de verdere
exploitatie der films, in aanmerking moet worden genomen,
dat eischer reeds in totaal voor een bedrag van f aan
contracten cp de beide oude R.K.O.-producties heeft afge
sloten, zoodat het zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk zou
zijn, daarop nog verdere contracten van eenige beteekenis
af te sluiten, ongeacht dat eischer ten onrechte van de ver
onderstelling is uitgegaan, dat hij zelfs na afloop van den
licentie-duur de films in zoogenaamde besloten voorstellingen
van internaten, vereenigingen, e.d. zou kunnen laten vertoo-
nen, terwijl hem na afloop van den licentie-duur in werke
lijkheid elk recht op verdere exploitatie van deze films ont
breekt, ongeacht of de vertooning er van zou geschieden
in het openbaar dan wel in zoogenaamden besloten kring;
dat voorts in aanmerking moet worden genomen, dat
eischer op grond van artikel 8 der tusschen partijen aan
gegane overeenkomst een zeker risico heeft aanvaard ten
aanzien van den licentie-duur zij het, dat dit risico zich
niet zoo ver uitstrekt, als gedaagde beweert zoodat reeds
op grond daarvan eischers vordering ten aanzien van het
derven van baten uit de verdere exploitatie der films on
gegrond moet worden geacht; en hem deze vordering mits
dien moet worden ontzegd;
dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschil-
kosten, welke de Commissie met het oog op de uitvoerige
behandeling voor deze zaak vereischt, op 50.heeft be
paald en tevens in de kosten van eischer betreffende rechts
kundigen bijstand, door de Commissie bepaald op f
Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen
na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet
geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle-
,ment.
Datum
waarop in
schrijving ver
zocht is
Titels waaronder de films
in Nederland worden uit
gebracht
Naam van den
houder der ex
ploitatie-rechten
16 Nov. 1938
Gesjochten is troef
R.K.O. Radio
16
Detectivebureau Fernandel
6 Co.
Filmex
17
Havenkwartier
19
Alarm op de Zuidzee
Centrafilm
19
Het onzichtbare front
(Marthe Richard)
21
Jongenskostschool
St. Agil i)
Ifa
21
Vrienden en vrouwen2)
21
Altijd die vrouw
L.C.B. Standaard
22
De verdwenen piloot
22
Wie doodde Gail Preston?
22
De valsche kroonjuweelen
23
Muiterij op de kostschool
Europa-Film
23
Maman Colibri
23
Alarm in de Middelland-
sche Zee
23
Lajla
23
Vrede aan den Rijn
23
De introductiebrief''')
H.A. Univ. Film
25
Zestig glorierijke jaren')
R.K.O. Radio
28
Een onvergetelijk man
29
Het dubbele huwelijk
Warner
30
In den greep der wilder
nis 5)
Ufa
30
Duistere machten
(Een ijzeren wil)
Centrafilm
30
De krachtpatser
L.C.B. Standaard
30
De generaal speelt hoog
spel
Europa-Film
1) Hiermede vervalt de titel „De geheimen van een Fransch
kostschool".
-) Hiermede vervalt de titel „Een fideel stel".
3) Hiermede vervalt de titel „Zwijgende lippen".
Hiermede vervalt de titel „Zestig roemrijke jaren".
Hiermede vervalt de titel „Caoutchouc".