COLLECTIEVE RECLAMECAMPAGNE Men zal zich herinneren, dat in de buitenge wone ledenvergadering van 12 December 1938 aan de orde is gekomen een voorstel van het Hoofdbestuur om aan de Commissie in zake de Collectieve Reclamecampagne een crediet van ten hoogste 2000.beschikbaar te stellen, hetwelk zou worden aangewend voor het uitwerken van de gedetailleerde plannen dezer Commissie in samen werking met daarvoor aan te wijzen experts. Op verzoek van de vergadering werd de behan deling van dit voorstel aangehouden, opdat het door de Commissie ontworpen voorloopig plan in zake de collectieve reclamecampagne eerst in de afdeelingsvergaderingen kon worden bestudeerd. Blijkbaar zijn er bij de onderscheidene afdeelin- gen alsook bij den Afdeelingsraad misverstanden ontstaan met betrekking tot dit voorloopig plan en het voorstel van het Hoofdbestuur om aan de Commissie een voorloopig crediet van 2000. beschikbaar te stellen. De berichten, die het Hoofd bestuur dienaangaande hebben bereikt, maken al thans den indruk, dat de afdeelingen zich geen juist beeld hebben gevormd van het groote nut, dat gelegen is in een collectieve reclamecampagne, die voldoet aan de psychologische voorwaarden, vereischt voor het breken van den weerstand bij de groepen van de bevolking, die thans nog onver schillig en afwijzend tegenover de film staan. Ongetwijfeld zijn die misverstanden hieraan toe te schrijven, dat het rapport van de Commissie in de eerste plaats richtlijnen en de uitwerking daar van voor een reclamecampagne bevatte, daarbij uitgaande van de veronderstelling, dat de groote meerderheid van de leden van den Bond van de nuttigheid en noodzakelijkheid van zulk een cam pagne overtuigd zou zijn. Nu dit laatste niet het geval blijkt te zijn, heeft het Hoofdbestuur besloten het eerder genoemd voorstel voor het beschikbaar stellen van een voor loopig crediet niet op de agenda van de op 3 April a.s. te houden jaarvergadering te plaatsen. Het heeft zich voorgenomen zoo spoedig mogelijk te dezer zake aan de afdeelingen zoodanige voor lichting te doen geven, dat ook deze van het nut en van de noodzakelijkheid van het op touw zet ten eener collectieve reclamecampagne overtuigd zullen worden. Het spreekt van zelf, dat daarmede nog niet vooruit geloopen wordt op de vraag, of het finan cieel mogelijk zal zijn een campagne, die aan de daarvoor gestelde richtlijnen voldoet, te organi- seeren, doch deze vraag zal eerst aan de orde kun nen komen, wanneer het voorloopig plan van de Commissie in samenwerking met de daarvoor aan te wijzen experts, die uiteraard ook op het gebied van het organiseeren van collectieve reclamecam pagnes deskundig moeten zijn, tot in détails is uit gewerkt. OVERGANGSBESLUIT VAN 1 FEBR. 1937 Het Hoofdbestuur heeft in zijn op 28 Februari j.1. gehouden vergadering besloten toestemming als bedoeld sub. b. van het Overgangsbesluit dd. 1 Februari 1937, te verleenen: Aan de N.V. Lichtspel Centrum, Kalverstraat 226 Amsterdam, tot het gaan exploiteeren van de permanente bioscoop, genaamd Bio Theater, aan den Middenweg 1824 te Amsterdam; aan de Firma Van Biene en Löwenstein, p.a. Rembrandt Theater, Steenstraat 42, Arnhem, tot het gaan exploiteeren van de permanente bioscoop, genaamd Arnhem's Theater, gelegen aan de Ketel straat Nr. 13 te Arnhem. Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 1 Maart besloten aan den heer J. Eichwald te Soest toestemming, als bedoeld sub B van het Overgangsbesluit van 1 Februari 1937, te willen verleenen tot het gaan exploiteeren van de per manente bioscoop, genaamd Carlton Bioscoop te Soest. In verband hiermede heeft de heer J. Eichwald een verzoek ingediend om tot het lidmaatschap van den Bond te worden toegelaten. Eventueele bezwaren tegen toelating gelieve men binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk aan het Hoofdbestuur kenbaar te maken. Beschikkende op het verzoek van den heer Mr. R. H, Dijkstra te Amsterdam, vervat in diens brieven dd. 2 en 22 November 1938, waarin de heer Dijkstra namens diens cliënt, de N.V. United Artists te Amsterdam, verzocht aan zijn cliënt toe stemming, als bedoeld sub. b. van het Overgangs besluit d.d, 1 Februari 1937, te wilen vereenen tot het gaan expoiteeren inl Nederland van een film- import- en filmverhuurzaak en voorts genoemde N.V. tot het lidmaatschap van den Nederland- schen Bioscoop-Bond toe te laten, heeft het Hoofd bestuur in zijn vergadering van Dinsdag, 7 Maart 1939 besloten op het verzoek van den heer Mr. Dijkstra afwijzend te beschikken en de gevraagde toestemming, als bedoeld sub. b. van het Over gangsbesluit, tot het gaan exploiteeren van een

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 8