wereld, waarin wij leven, is en doet soms erg raar,
maar zóó raar...?
Intusschen, ook bij zoodanige afwenteling, blijft
natuurlijk toch een verteringsbelasting, die pro
ductie belast, innerlijk tegenstrijdig.
Belasting op publieke vermakelijkheden
Het is vooral deze belasting, waartegen zich het
geschut der actie van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond richt. En, voegen wij er bij, van
dezen niet alléén. Het kader van mijn beschouwing
brenqt mede, dat ik mij tot de grieven van den
Bond beperk. Ook aldus, valt er genoeg te zeggen.
Al wordt, eenigszins verwarrend bij de verma-
kelijkheidsbelasting vaak van netto-recettes gespro
ken, zoo behoeft het zeker geen betoog, dat het
steeds gaat om de onzuivere opbrengst, gelijk dan
b.v. ook in art. 2 der Groningsche Verordening
wordt gezegd. Over bruto-heffingen in het alge
meen heb ik in mijn „Theorie der Belastingen en
het Nederlandsche Belastingwezen" (1930), vgl.
de blz. 19. 31—38. 265—268. 566—569 en 615,
al wat ik te zeggen had meegedeeld. Al noemde
ik haar niet, zoo geldt het daar opgemerkte ten
volle ook van de belasting op de vermakelijkheden.
Het niet-rekening-houden met de concrete produc
tiekosten, die bruto-heffingen op grond van haar
karakter principieel negeeren, leidt tot inkrimping
van de productie en dus van de bron, waaruit elke
belastina heeft te putten. Geliik ik in miin con-
clusiën IX en X nadrukkelijk heb gezegd: ..Hoe
hcoger de belastingen ziin. hoe meer van dezen
kant gevaar dreigt voor de productie. Dit gevaar
wordt werkelijkheid, zoo belasting geheven wordt
van de bruto-opbrengst. Zoodanige belasting is
verwerpelijk." In dit verband vraagt het punt
der overdracht van belasting nog even de aan
dacht.
De belasting op vermakelijkheden is niets dan
een doodgewone acciins. Alle accijnzen hebben met
elkaar en met de invoerrechten gemeen, dat
zij geheven worden van een bruto-waarde. Zoo
ook de accijns op diensten, die aenot verschaffen,
gelijk in casu de bioscooo. En het is overbekend:
juist bij acciinzen speelt de leer van de overdracht
een qroote rol. Het heet dan al qauw, dat de pro
ductie, juist door die overdracht, weinia of geen
hinder van de belasting ondervindt; deze toch
wordt od den orijs van het artikel creïeqd en...
klaar is Kees. Deze leer echter onderstelt, dat het
betrokken artikel niet of biina niet ..nn'isaevoelin"
is. Bü artikelen van noodzaak, tot welke de accijn
zen zich vroeorer meerendeels henerkten, was over
dracht, voor het orootste deel althans, aannemelük,
om de eenvoudicre reden, dat niemand, nezien die
noodzaak, daaroo bezuininen kon of wilde. Zulke
acri'i'nzen on volksoroducten waren dus ..produc
tief" in fiscalen zin. ziï brachten flink op, en dit
was dan ook de bedoeling.
Dat menschen met weinig draagkracht het leeu
wendeel te dragen kregen, liet den fiscus koud.
En ook was het hem als zoodanig onverschillig,
dat dan de noodzakelijkheid ,tot bezuinigen, gezien
het belastingoffer, zich op andere artikelen moest
richten, waarvan de productie en 'de winst in de
verdrukking moesten komen.
Druk door verplaatsing in dit geval. Iedereen
met beperkt inkomen moet immers rekenen, en wie
behoort hier toe niet? Voor deze eenvoudige waar
heid was de leer der (integrale) overdracht blind.
De "waarheid bij de accijnzen en hun overdraag
baarheid is. dat een deel door den producent, een
deel door den consument wordt gedragen. Daarbij
beduidt het dragen door den consument een groo-
ter deel, naarmate het artikel minder gemakkelijk
in de bepaalde quanta kan worden gemist. Gaat
het om uitgaven, waarop wèl kan worden bezui
nigd, dan laat in de mate der bezuiniging de theo
rie der overdracht in den steek en draagt het bedrijf
den last. Het hangt dus van den aard van het pro
duct af. of en zoo ja in welke mate verhaal mo-
qelijk is dan wel niet. Anders gezegd: de verhaal
baarheid, geheel of ten deele. wordt beheerscht
door de al- dan niet rekbaarheid van de vraag.
Nadeel aan alle kanten
Nu zijn veel menschen nogal genotzuchtig, en
dit komt in casu ook aan het bioscoopbedrijf ten
goede. Maar er zijn grenzen! Ook dan moet het
qroote publiek blijven rekenen. Er zijn altijd grens-
aevallen, die volstrekt niet te verwaarloozen zijn.
Op heel veel budgets moet bezuinigd worden: reeds
bij de geringste prijsverhooging vallen veel. die
zonder de belasting gegadigden waren. af. Het
bioscoopbedrijf heeft met andere bedrijfsgewiize
geëxploiteerde ondernemingen gemeen, dat de be
zuiniging, opgelegd door prijsverhooging, twee
ledig is: sommigen gaan een rang lager zitten, an
deren komen öf zeldzamer óf heelemaal niet meer.
Dan is er nadeel aan alle kanten: de fiscus krijgt
minder dan bij werkelijke overdracht het geval was
geweest, het bedrijf ontvangt minder door de be
zuiniging bij het publiek, en dit laatste wordt ge
troffen door derving van genot. En dit alles door
den dommen vorm van den accijns!
Nu zegge men niet, dat heffing van netto-inko
men of van zuivere winst ook voert tot prijsverhoo-
ning. Accijns hebben het altiid op bepaalde pro
ducten voorzien, terwijl heffing van het netto-
Droduct algemeen pleegt te zijn en in elk geval het
belang laat bestaan, om de netto-opbrengst, terwille
van het overblijvend deel, zoo hoog mogelijk on
te voeren. Het enorme bezwaar van belasten naai
de ..onzuivere opbrengst" is juist, dat hierdoor het
belang bij een ruime productie wordt doorkruist en
zelfs opgeheven.
Nu kan men zeker zijn. dat de aard van het pro
duct, dat door het bioscoopbedrijf (naast andere
voorstellinaen en vertooningen) van dien aard is,
dat bezuiniging hierop vrij spoedig intreedt, zoo-