Wat het amendement van den heer Uges be treft, dit zou ertoe leiden, de beslissing over het toelaten van nieuwe zaken uit handen van het Hoofdbestuur te nemen, om deze te geven in han den van den Ledenraad of de bedrijfstakken zelf. De amendementen van de heeren Croeze en Uges worden hierop ingetrokken. Een amendement van de heeren Prager, Ter Linden en Uges, eveneens betrekking hebbende op voorgaande bepaling, wordt verworpen. Een amendement van den heer Croeze, ter ver betering van de redactie van artikel 9.B, wordt door het Hoofdbestuur overgenomen. Vervolgens wordt artikel 9 behoudens eenige wijzigingen overeenkomstig het concept goedge keurd. Een amendement van den heer Uges op artikel 10 (Weigering der toestemming in geval een exploitatie van een permanente bioscoop in een gebouw, waarin de exploitatie eener permanente bioscoop beëindigd doordat de rechthebbende op het gebouw aan den exploitant onredelijke eisenen is blijven stellen met betrekking tot de huur, etc), om de concept-redactie te doen vervallen en daar voor in de plaats de bepalingen van het vroegere Nieuwe Leden- en -Zakenbesluit te stellen, wordt door den Bondsdirecteur namens het Hoofdbestuur ontraden, omdat de redactie van de bepaling van het vroegere Nieuwe Leden- en -Zakenbesluit in de practijk onhoudbaar is gebleken. De redactie van het nieuwe concept is eenvoudiger en werkt preventief. Volgens de bepaling van het Nieuwe Leden- en -Zakenbesluit zou immers formeel ieder geval, waarin zich moeilijkheden voordeden, aan arbitrage moeten worden onderworpen. Gelukkig heeft het Hoofdbestuur bij voorkomende moeilijk heden regelend kunnen optreden. Het nieuwe con cept geeft het Hoofdbestuur ook formeel gelegen heid, te trachten allereerst tot een regeling te komen en bij mislukking arbitrage te doen plaats vinden. Een amendement van de heeren Ter Linden, Prager en Uges, om in artikel 10 sub A achter de woorden „beëindigd is", toe te voegen de woorden „of zal beëindigen", ten einde de procedure inge volge artikel 10 reeds in werking te kunnen stellen vóór beëindiging van de huurovereenkomst, inge val verhuurder en huurder het over continueering niet eens kunnen worden, wordt door het Hoofd bestuur overgenomen. Aldus geamendeerd wordt artikel 10 goedge keurd. Eveneens worden goedgekeurd artikel 11, als mede het geheele Hoofdstuk III. Ingetrokken wordt een amendement van den heer Croeze, om in artikel 12 te doen opnemen, dat alvorens het Hoofdbestuur de verschillende aan vragen beoordeelt, het Bestuur van de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders en dat van den Afdee- lingsraad worden opgeroepen tot het geven van advies. Het Hoofdbestuur had in zijn prae-advies afwij zend op dit amendement beschikt, omdat op één na alle leden van het Bestuur van de Bedrij f saf dee ling Filmverhuurders in het Hoofdbestuur, en het andere Bestuurslid in den Ledenraad zitting hebben. Overgenomen wordt een amendement van den heer Prager, om één of meer door het Bestuur der betreffende provinciale afdeeling van exploitanten aan te wijzen gedelegeerden op te roepen, wanneer het betreft een permanente bioscoop elders dan te Amsterdam, Den Haag of Rotterdam. Ingetrokken worden de amendementen van den heer Prager op het bepaalde sub 12.B.C. en 12.C. Op het eerste amendement was door het Hoofd bestuur afwijzend praeadvies uitgebracht, omdat hierdoor bij voorbaat de mogelijkheid tot stichting van reizende bioscopen werd uitgesloten, en het tweede, omdat publicatie van de in het betreffend artikel bedoelde beslissingen lang niet altijd ge- wenscht is, waar immers in de motiveering mede- deelingen kunnen voorkomen die voor den aan vrager ongunstig zijn. Hetgeen het geval kan zijn, wanneer bij voorbeeld een aanvrage wordt afge wezen, omdat de credietwaardigheid of reputatie van den aanvrager niet in orde is. Artikel 12 wordt hierna goedgekeurd. Bij de behandeling van artikel 13 (Hooger be roep bij den Ledenraad) deelt de Bondsdirecteur namens het Hoofdbestuur mede, zulks naar aan leiding van een amendement van de heeren Ter Linden en Uges op het bepaalde sub A, dat het Hoofdbestuur zich met deze amendementen kan vereenigen, namelijk, dat ook de Voorzitter van den Ledenraad bevoegd is hooger beroep in te stellen, zulks bij wijze van veiligheidsklep. Het Hoofdbestuur acht het echter overdreven, dat deze bevoegdheid ook zou worden gegeven aan de Voorzitters van den Afdeelingsraad en de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders, weshalve een amendement van den heer Uges in deze richting op het bepaalde sub 13.A moet worden ontraden. De heer Uges trekt hierop zijn amendement in. Eveneens trekt de heer Prager in zijn amende ment, om een lid, dat in hooger beroep gaat, te ontheffen van de hooger beroepskosten, nadat het Hoofdbestuur aanneming van dit amendement had ontraden. Ingetrokken wordt voorts een amende ment van de heeren A. Jansen en R. Uges, om ook uit het reglement zelf te doen blijken, dat de nor men van het reglement zoowel voor het Hoofd bestuur als den Ledenraad gelden, zulks overeen- eenkomstig hetgeen in de considerans is verklaard. Het Hoofdbestuur acht dit amendement over bodig, omdat in artikel 9 uitdrukkelijk is. bepaald, met inachtneming van welke normen deze toe stemming wordt verleend. 8

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 10