HOOGER BEROEP BIJ DEN LEDENRAAD De Ledenraad van den Nederlandschen Bio scoop-Bond heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 10 October 1939 in zake het door den heer F. L. D. Bruglemans, exploitant van het City Theater te Roosendaal, op 24 Juni 1939 aanhangig gemaakt hooger beroep van de beslissing van het Hoofdbestuur, gewezen op 13 Juni 1939 (en den heer Bruglemans op 17 Juni medegedeeld) waarbij genoemden heer onder bepaalde voorwaarden de straf van boete ten bedrage van 250.is opge legd (welke boete niet verschuldigd zou zijn, in dien de heer Bruglemans uiterlijk op 1 Augustus 1939 aan deze voorwaarden zou hebben voldaan) besloten de beslissing waarvan beroep te bevesti gen, zulks op grond van de overweging: De Ledenraad van den Nederlandschen Bio scoop-Bond heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 10 October 1939 in zake het door de N.V. Bio scoopexploitatie Maatschappij Trianon Theater te Leiden op 14 Januari aanhangig gemaakt hooger beroep van de beslissing van het Hoofdbestuur, vastgesteld op 3 Januari en op 6 Januari 1939 aan de N.V Trianon Theater medegedeeld, waarbij aan genoemde N.V. de straf van waarschuwing als bedoeld in artikel 15 sub a der Statuten is op gelegd, besloten de beslissing waarvan beroep te bevestigen, zulks op grond van de overweging: De Ledenraad van den Nederlandschen Bio scoop-Bond heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 10 October 1939 in zake het door de heeren Gebr. Hirschberg, exploiteerende o.a. het Capitol Thea ter te 's-Gravenhage, op 4 Juni aanhangig gemaakt hooger beroep van de beslissing van het Hoofdbe stuur, gewezen op 16 Mei (en op 23 Mei ter ken nis van de heeren Hirschberg gebracht), waarbij aan genoemde heeren ingevolge artikel 15 der Statuten de straf van boete ten bedrage van 250.is opgelegd, besloten de beslissing waar van beroep, te bevestigen, zulks op grond van de overweging: STRAF VAN WAARSCHUWING Het Bestuur van de Afdeeling Amsterdam van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft in zijn vergadering van 5 October 1939, ingevolge het bepaalde in artikel 6 van het Afdeelings-Regle- ment op den heer O. Klabou, exploitant van de Cinema Parisien, Nieuwendijk 69, Amsterdam-C, de straf van waarschuwing toegepast, op grond van de overweging: 15 dat appelants grieven in hoofdzaak gericht zijn tegen de vermelding in de motiveering der beslissing van het Hoofd bestuur, als zou ar een verschil zijn geconstateerd tusschen het door appellant aan den betrokken filmverhuurder opge geven recettebedrag en het bedrag, dat de controkerende accountant aan de hand der beschikbaar zijnde gegevens heeft vastgesteld; dat bij het door den Ledenraad ingesteld onderzoek ge bleken is, dat door een samenloop van omstandigheden dien aangaande misverstanden tusschen den accountant en appel lant zijn gerezen en dat er geen reden is om aan de goede trouw van laatstgenoemde te dezer zake te twijfelen; dat het vorenstaande de beslissing van het Hoofdbestuur niet aantast, wijl deze, hetgeen ook blijkt uit haar voorwaar delijk karakter, in hoofdzaak erop gericht was appellant te nopen tot het inrichten der vereischte recette-administratie en tot het toepassen van een overzichtelijk systeem van toe- gangskaarten; dat derhalve de beslissing van het Hoofdbestuur moet worden bevestigd, zij het dat de aan appellant opgelegde boete komt te vervallen, daar appellant, gelijk is vastgesteld, inmiddels aan de voorwaarden der beslissing van het Hoofd bestuur heeft voldaan. dat appellante bij de behandeling van haar beroep geen argumenten heeft naar voren gebracht, die niet reeds in eerste instantie behandeld zijn; dat de Ledenraad de motiveering, welke aan de beslissing van het Hoofdbestuur ten grondslag ligt, tot de zijne maakt; dat derhalve de beslissing waarvan beroep moet worden bevestigd. dat de grieven van appellanten tegen de beslissing van het Hoofdbestuur in hoofdzaak gericht zijn tegen de ver meende overtreding van artikel 9 van het Reglement op het Naamregister en tegen de beschuldiging, dat genoemde heeren opzettelijk de film „De onsterfelijke Weensche wals" onder dezen titel hebben aangekondigd, ten einde gebruik makende van de bekendheid, die aan de nieuwe film „De onsterfelijke wals" was gegeven, het publiek in den waan te brengen, dat ook het Capitol Theater te 's-Gravenhage de nieuwe film zou vertoonen; dat de vorenbedoelde overtreding van het Reglement op het Naamregister waaromtrent verschil van meening mogelijk is, geen essentieel onderdeel van de beslissing van het Hoofd bestuur uitmaakt en dus buiten beschouwing kan blijven; dat appellanten er niet in geslaagd zijn aan te toornen, dat zij onbekend waren met het feit, dat de nieuwe film „De onsterfelijke wals" vanaf 14 April in première te 's-Gra venhage zou worden vertoond; dat de Ledenraad met het Hoofdbestuur van meening is, dat appellanten als insiders er volkomen van op de hoogte geweest moeten zijn, dat de première van de nieuwe film in Amsterdam had plaatsgevonden en de Haagsche première spoedig zou volgen, waaraan reeds door de langdurige ver- tconing van een zoogenaamde trailer ruimschoots bekendheid was gegeven; dat de Raad het als een laakbare ccacurrentiemethcde be schouwt om oude uitgerouleerde films, waarvan de titel of de inhoud overeenkomt met die van bepaalde nieuwe groote - films, weer te voorschijn te halen, ten einde aldus, parasitee- rende op de reclame, die voor de nieuwe film wordt gemaakt, het publiek op een dwaalspoor te brengen en naar de voor stellingen met de oude film te lokken; dat de Raad overigens de overwegingen, welke aan de beslissing van het Hoofdbestuur ten grondslag liggen, tor de zijne maakt; dat de heer Klabou in verschillende in Amsterdam ver schijnende dagbladen van 28 September 1939 een film, die door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring is; toe gelaten onder den titel „Roes", heeft aangekondigd onder den titel „Is het een slechte vrouw?", terwijl de officieele titel in kleine letters tusschen haakjes onder voormelden titel was geplaatst; dat de aankondiging van dezen titel gepaard ging met een in de advertentie afgedrukt cliché, welker uitbeelding mede op de op een hoog niveau staande film een stempel van minderwaardigheid heeft gedrukt; dat deze minderwaardige aankondiging zoowel in den vorm van een valschen titel, als bedeeld cliché geacht moet worden 'te zijn in strijd met de waardigheid van het film- en biosecoopbedrijf en meer in het bijzonder, in aanmerking nemende de goede verstandhouding met de onderscheidene

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 17