OFFICIEEL ORGAAN VASTSTELLING ALGEMEEN BEDRIJFSREGLEMENT DOOR DEN LEDENRAAD VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D Op wel gelukkige wijze heeft de Ledenraads vergadering van den Nederlandschen Bioscoop- Bond die, zooals bekend, in het bijzonder voor wat betreft het vaststellen van bedrijfsreglementen en het uitvaardigen van bedrijfsbesluiten in de plaats treedt van de Algemeene Vergadering, de vuur proef van het eerste samentreffen doorstaan en zijn bestaansrecht en bestaansmogelijkheid be wezen. De eerste vergadering van dit nieuwe Bonds lichaam immers heeft geleid tot voor het film- en bioscoopbedrijf diep ingrijpende en uiterst belang rijke maatregelen. Met 13 tegen 5 stemmen heeft zij het concept Algemeen Bedrijfsreglement, door het Hoofdbestuur ingediend, aanvaard. Dit Algemeen Bedrijfsreglement, dat op Maan dag, 16 October 1939 van kracht is geworden, en waarvan reeds een gedrukt exemplaar aan de leden is toegezonden, treedt in de plaats van het zgn. ,,Overgangsbesluit van 1 Februari 1937" en sluit als het ware af den spertijd, waarin wij sedert vier jaren hebben geleefd zij het dat in dezen tijd nog in bijna 100 gevallen de gevraagde toestem ming tot het vestigen van een nieuwe zaak kon worden verleend. Thans is een regeling van kracht met een posi tieve vestigingsmogelijkheid, een vestigingsmoge- lijkheid, gehouden binnen de grenzen van het alge meen belang, inzonderheid van het belang van het film- en bioscoopbedrijf, en kunnen vrijelijk nieuwe bedrijven, resp, bedrijfstakken op het terrein van het film- en bioscoopbedrijf worden opgericht, mits de vestiging geschiedt binnen de zoojuist genoem- degrenzen,grenzen,diezijn afgepaald door een stel normen, dat in het Reglement nader is uitgewerkt. Zij komen hierop neer, dat: a. de aanvrager of aan gewezen individueel gerechtigde voldoet aan de eischen van credietwaardigheid, handelskennis, vakbekwaamheid en fatsoen en een gunstige repu tatie geniet; b. de bestaande bedrijven of bedrijfs takken niet in de behoefte voorzien; c. van de exploitatie van het bedrijf of den bedrijfstak, waar voor de aanvrage wordt gedaan, geen overproduc tie, excessen op concurrentiegebied, monopolisti sche positie, speculatie of dergelijken te duchten zijn; d. misbruik wordt gemaakt van monopolisti sche posities, ontstaan door prijs-afspraken, onder ling overleg, belangengemeenschap, gezamenlijk aangaan van kooptransacties en dergelijken; e. de aanvrage betreft een nieuwe permanente bioscoop, welke aan de door het Hoofdbestuur te stellen eischen op het gebied van ligging, outillage, inrich ting, veiligheid e.d. voldoet; f. de aanvrage betreft de tijdelijke exploitatie door en voor rekening van den bedrijfstak van een filmverhuurkantoor, van een permanente bioscoop, uitsluitend voor het ver- toonen van een of meer door dat filmverhuurkan toor uitgebrachte films, welke geen enkele per manente bioscoop in de desbetreffende gemeente tegen redelijke voorwaarden heeft willen huren; g. de algemeene belangen, de structuur en de spe cifiek Nederlandsche belangen van het Nederland- sche film- en bioscoopbedrijf, alsmede het publiek belang ermede gediend worden. Wat deze normen betreft, is het terecht zooals ter vergadering van den Ledenraad is opgemerkt, dat er iets niet in den haak zou zijn met ons be drijf, indien daarin zaken zouden worden opge richt, die niet ten volle aan het gestelde normen- 1

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 3