complex zouden voldoen. Daarin immers liggen de
minimumvoorwaarden besloten voor een gezond
bestaan van het Nederlandsche film- en bioscoop
bedrijf en van iedere zaak, die daarin een bestaan
tracht te vinden. Voor het overige is dit Algemeen
Bedrijfsreglement, hoe eenvoudig ook geredigeerd,
breed opgezet voor wat de procedure betreft, wel
ke moet worden gevolgd om te doen uitmaken, of
vestiging van een nieuwe zaak al dan niet kan ge
schieden. Vanzelfsprekend is een en ander zoo
geregeld met het oog op de bevrediging van het
rechtsgevoel van de aanvragers, waarvan er in
den regel velen niet tot de bedrijfsgenooten be-
hooren. Daarbij is de mogelijkheid geopend om
van de beslissingen van het Hoofdbestuur hooger
beroep in te stellen bij den Ledenraad.
Ook is in het aanleggen van een Bedrijfsregister
voorzien, ten einde den leden een zoo groot moge
lijke rechtszekerheid te bieden en te voorkomen,
dat in bepaalde gevallen twijfel ontstaat, of men
al dan niet gerechtigd is een bepaalde zaak of be
drijfstak te exploiteeren.
Na de invoering van een Bedrijfsregister kan
ieder lid weten waar het aan toe is.
Men kenne aan dit Register overigens geen ver
keerde kwaliteiten toe en zoeke daarin niet een
middel tot ingrijpen in de interne bedrijfsaange-
legenheden der leden of tot beperking van hun be
drij f swerkzaamheid, het is slechts een logische
consequentie van het Bedrijfsreglement. Interes
sant is 't, hierbij te vermelden, dat ook de Over
heid bij het uitvaardigen van haar jongste vesti
gingswetten tegelijkertijd op de zelfde gedachte is
gekomen.
Ondanks dat het reglement niet met algemeene
stemmen is aanvaard, mag gezegd worden, dat de
geheele Raad het voorstel van het Hoofdbestuur
ernstig onder de oogen heeft gezien, en blijk heeft
gegeven het toegezonden concept, alsmede de uit
voerige considerans en de prae-adviezen op de
diverse amendementen aandachtig te hebben be
studeerd. In een rustige sfeer is men ten slotte na
een vergadering, die van 's ochtends half elf tot
's avonds acht uur heeft geduurd, tot vorenvermeld
resultaat gekomen. Hieruit blijkt wel, dat er gewikt
en gewogen is.
Overigens is het concept in zijn geheel goedge
keurd. Zoover tegen onderdeelen redelijke bezwa
ren waren gerezen, zijn deze in den vorm van
amendementen in het Reglement ingelascht.
Een belangrijke materie als die der reizende
bioscopen is uit het concept gelicht en geregeld in
een afzonderlijk bedrijfsbesluit, dat in groote trek
ken overeenkomt met het vroegere Bedrijfsbesluit
in zake de Reizende Bioscopen.
Ook het feit, dat alle leden op het appèl zijn
verschenen, duidt op het belang, dat men aan het
aanhangig gemaakte voorstel hechtte, en op het
verantwoordelijkheidsbesef, waarvan de leden van
den Raad doordrongen zijn.
Een treffende bijzonderheid is zeker, dat een
der leden, de heer Loet C. Barnstijn uit Den Haag
niet geaarzeld heeft, ondanks dat hij niet geheel
was hersteld van een ernstig ongeval, dat hem van
den zomer was overkomen, acte de présence te
geven. Daarvoor behoort men respect te hebben.
Aan heel de vergadering zat maar één gedachte
voor, namelijk die van het groote, gemeenschap
pelijke belang. Dit komt duidelijk tot uiting in de
met applaus ontvangen inleiding van den Voor
zitter, alsmede in de beschouwingen, welke onder
scheidene leden ten beste gaven. In het bijzonder
trok het betoog van het oudste lid van den Raad,
den heer Barnstijn, de aandacht. „Wij leven in een
oorlogstoestand aldus dit lid en de een be
schermt zich met kanonnen, de ander met water
linies en nog een ander met cash and carry. Wij
beschermen ons met een pennestreek."
Thans vallen, zooals terecht is betoogd, kleinere
belangenverschillen weg. Het zou immers kunnen
zijn, dat wij ons land en daarmede ons bestaan,
met het geweer zouden moeten verdedigen, In dat
geval zou er geen sprake zijn van belangen- of
meeningsverschillen en zouden wij, Nederlandsche
zakenlieden, ook uit het film- en bioscoopbedrijf,
schouder aan schouder moeten staan om te behou
den wat wij hebben. Laten wij ons daarom geluk
kig prijzen, dat wij dit bestaan nu nog kunnen be
schermen met een pennestreek. Ook dit geldt ter
verdediging van een gemeenschappelijk belang en
daarbij vallen alle kleine belangen- en meenings
verschillen weg. Het geldt ter bescherming van
den eigen grond, namelijk dien der cinematografie.
In de voortgezette vergadering heeft de Leden
raad tevens zijn goedkeuring gehecht aan het door
het Hoofdbestuur ingediende concept-Bedrijfs-
reglement op de Lijst van Geen Bezwaar. Het
nieuwe Reglement voorziet niet alleen in de moge
lijkheid tot het leveren van films aan niet-leden,
maar ook tot het betrekken van films van, en het
vervaardigen van films voor niet-leden (zgn.
bedrijfsfilms)
Belangrijk is, dat aan het Reglement een dis
pensatiebepaling is toegevoegd, volgens welke het
Hoofdbestuur in zeer bijzondere gevallen, wan
neer zulks naar zijn meening in het algemeen be
lang is van het Nederlandsche film- en bioscoop
bedrijf, op gemotiveerd schriftelijk verzoek van
een lid dispensatie kan verleenen.
Het Reglement op óc Lijst van Geen Bezwaar
is, zooals o.a. de heer Strengholt ter vergadering
terecht heeft opgemerkt, een noodzakelijke aan
vulling van het Algemeen Bedrijfsreglement, en
vormt daarmede één onafscheidelijk geheel, Het
dient bovendien het algemeen belang, omdat het
in speciale gevallen voor de film den weg naar
niet-leden openhoudt.