beteekenen. In stede daarvan kunnen de filmver huurders zich thans gelukkig prijzen, dat zij min stens de zekerheid hebben hun filmhuur op tijd binnen te krijgen. Overigens acht spreker het op merkelijk, dat blijkens de behandelde aanvragen maar weinig objecten zijn ingediend, welke van beteekenis kunnen worden geacht, zoodat momen teel zelfs niet voldoende interesse bestaat voor het vestigen van nieuwe zaken, hetgeen waarschijnlijk wel aan de tijdsomstandigheden zal moeten worden geweten. Juist de toepassing van de besluiten door het Hoofdbestuur heeft ondubbelzinnig aange toond, dat een bedrijfsreglementeering noodzake lijk is. Spreker verklaart zich accoord met het onderhavig concept en hij meent dit standpunt volledig te kunnen combineeren met zijn functie van Voorzitter van de Bedrij f saf deeling Film verhuurders. De heer Loet C. Barnstijn (Den Haag) spreekt er zijn verwondering over uit, dat de heer Streng- holt steeds gesproken heeft van een meerderheid van filmverhuurders, welke tegen bedrijfsregle menteering zou zijn, terwijl het toch ook aan den heer Strengholt bekend is, dat de filmverhuurders in hun vergadering van 27 Februari van dit jaar zich met 29 tegen 4 stemmen uitspraken vóór een bedrijfsreglementeering en wel met een motie, waarin zij een bedrijfsreglement verlangden in positieven zin. Nu kan men de vraag stellen, vol doet het thans ingediende concept aan de wen- schen, in deze motie neergelegd. En dan luidt het antwoord van spr. bevestigend. Tusschen het oude concept en het thans door het Hoofdbestuur inge diende concept-Algemeen Bedrijfsreglement ligt een groot verschil. Het is positief, d.w.z. het weert geen nieuwe zaken, maar laat deze toe, onverschil lig welke, indien voldaan wordt aan bepaalde nor men, normen, die inderdaad minimum-voorwaar- den moeten worden geacht om tot vestiging van een nieuwe zaak te komen. Indien immers ook buiten een besluit om niet aan deze normen zou kunnen worden voldaan, zou er met de nieuwe zaak iets niet in orde zijn. Het onderhavig concept biedt het geheele film- en bioscoopbedrijf in ons land niets meer en niets minder dan een bescher ming van zijn bestaan. En zoo er ooit een tijd is geweest, waarin bescherming noodig is, dan is het toch wel deze. Wij leven in een oorlogstoestand en de een beschermt zich met kanonnen, de ander met waterlinies en nog een ander met „cash and carry". Wij beschermen ons met een pennestreek. En gesteld, dat wij met een sabel zouden moeten verdedigen, wat we nu nog met een pennestreek kunnen, namelijk ons bestaan, dan zou er ook geen sprake zijn van „independents" en „dependents", dan zouden wij, Nederlandsche zakenlieden, naast elkaar en met elkaar, schouder aan schouder moe ten strijden om te behouden wat we hebben. Laten we ons daarom toch gelukkig prijzen, dat we het nu nog kunnen met een pennestreek, maar dan naast en met elkaar, want het is evenzeer ter ver dediging en tot behoud van een gemeenschappelijk belang. Wat spreker betreft, hij zou het liefst zien, dai het reglement nog veel verder ging dan thans hef geval is. Spreker doet een krachtig beroep op den heer Strengholt, Onze belangen kunnen uit elkaar loopen, aldus de heer Barnstijn, maar samen heb ben wij in Nederland den grond mede rijp ge maakt voor de cinematografie. Deze grond willen we thans ook voor ons houden. De heer G. H. Witmondt (Amsterdam) betoogt, dat de kwestie der bedrij f sbescherming voor de filmverhuurders niet zoo eenvoudig is als voor de exploitanten. Sinds de motie van de Bedrij f saf dee ling Filmverhuurders is de situatie voor de filmver huurders nog moeilijker geworden dan voorheen, zulks in verband met den vertraagden aanvoer van films, de gebrekkige levering van materiaal en vele andere complicaties, welke zich in den inter nationalen handel dreigen voor te doen. Spreker kan zijn stem niet aan het onderhavig concept geven, omdat hij van meening is, dat daarin de verhuurders niet voldoende worden beschermd. Volgens spreker geeft dit concept niet genoegzaam uitvoering aan de motie van de Bedrij f saf deeling Filmverhuurders. Het bedrijfsregister beschouwt hij als een sterke beperking van de rechten der leden. Spreker wenscht algeheele vrijheid in het bedrijfsleven, opdat zij, die bepaalde interessen hebben, hun plannen ten uitvoer kunnen leggen. De Voorzitter beantwoordt de verschillende sprekers. Hij beziet de onderscheidene bedrijfs- besluiten, zooals deze in den loop van de laatste vier jaar genomen zijn, in causaal verband, wijst op de oorzaken, welke aan deze besluiten ten grondslag liggen, om vervolgens de voordeelen te schilderen, welke deze besluiten het bedrijf op leveren. Laat men zich toch eens indenken, wat het zou beteekenen, indien men thans moest leven onder allerlei Overheidsbemoeiingen, met al de misère daaraan verbonden. Zooals het thans is kunnen wij rustig en zakelijk onze eigen belangen onder de oogen zien en met geven en nemen die maatregelen treffen, welke wij in het algemeen belang het beste achten. Indien er nooit een be- drijfsbesluit zou zijn geweest, zouden wij vandaag wellicht voor het eerst bijeen zijn gekomen om erover te praten, gesteld, dat het al niet te laat zou zijn. Dit teekent den toestand en dit teekent ook de voordeelen, welke wij reeds hebben be haald. In de latere jaren is trouwens gebleken, dat het aantal aanvragen tot vestiging van een bio scoop nimmer talrijk was en vooral kwalitatief niet van beteekenis. Juist het tijdig ingrijpen is van de grootste beteekenis geweest. Want toen dreigden vooral Amsterdam en Den Haag overstroomd te

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 6