hij bij den plaatselijken exploitant geen been aan den grond kan krijgen. De heer W. P. Peters (Venlo) betoogt, dat de reizende bioscoop moet worden geweerd uit ge meenten waar een permanente bioscoop is. De Voorzitter kan met veel, hetgeen door de heeren ten berde is gebracht meegaan, inzonderheid ook met de opvatting van den heer Milius. Er moet echter tegen gewaakt worden, dat aan de rechten van die leden, welke een reizende bioscoop exploiteeren, wordt getornd. Ten einde een juiste regeling te treffen lijkt het spreker echter beter deze aangelegenheid uit het reglement te lichten en haar te regelen in een afzonderlijk bedrijfs- besluit. De amendementen worden hierop teruggeno men, waarna besloten wordt de onderhavige ma terie uit het concept te lichten en het bestaande Be drij f sbesluit in zake Reizende Bioscopen te hand haven behoudens de door het Hoofdbestuur voor gestelde wijzigingen. Bij de behandeling van Hoofdstuk II (Bedrijfs- register) zet de heer Witmondt zijn bezwaren nader uiteen. Door het instellen van een dergelijk register wordt de vrije ontwikkeling van het be drijf tegengegaan. Men wordt immers ingedeeld bij bepaalde categorieën. De Bondsdirecteur wijst op de toevallige coïn cidentie, dat ook de Regeering bij de jongste maat regelen op het gebied van vestiging van nieuwe zaken tot instelling van een Bedrijfsregister is ge komen. De bedrijfsreglementeering leidt als vanzelf hiertoe. Het register heeft slechts administratieve beteekenis. De bedrijven worden hierin nauwkeu rig omschreven, waarmede tegelijkertijd hun rech ten worden vastgelegd. Met eventueele uitbrei ding of vestiging van nieuwe zaken heeft dit niets te maken. Het register heeft niet de bedoeling iemands bedrijf aan banden te leggen. De con sequentie van de rubriceering in onderscheidene bedrijfstakken is nu eenmaal het aanleggen van een Bedrijfsregister. Meeningsverschillen, over de uitoefening van een bepaald bedrijf, welke vroeger wel eens konden ontstaan, zijn daardoor uitge sloten. Met 14 tegen 2 stemmen wordt artikel 4 goed gekeurd. Naar aanleiding van een aantal op artikel 5 van Hoofdstuk II ingediende amendementen (Aanleg van een Bedrijfsregister) is door het Hoofdbestuur een nieuwe redactie van artikel 5 voorgesteld, hierop neerkomende, dat met het oog op het aan leggen van het Bedrijfsregister elk lid binnen 14 dagen, nadat hij de daarvoor te gebruiken formu lieren van het Hoofdbestuur ontvangen heeft, aan het Hoofdbestuur kan opgeven welke bedrijven, resp, bedrijfstakken door dat lid worden geëxploi teerd en wie daartoe de individueel gerechtigden zijn. Het nieuwe artikel 5 wordt met algemeene stem men goedgekeurd, nadat de heer Croeze zijn des betreffende amendementen heeft ingetrokken. Een amendement van den heer Uges, om van artikel 6, Hoofdstuk II, het bepaalde sub D samen te trekken bij artikel C, zoodat redactioneele ver betering ontstaat, is door het Hoofdbestuur over genomen. In verband met de aanneming van de nieuwe redactie van artikel 5 trekt de heer Croeze zijn amendementen op de artikelen 6, B en C in. Ingetrokken worden eveneens een amendement van de heeren Uges en Prager om wijzigingen van het Bedrijfsregister te publiceeren in het Bonds orgaan, zulks nadat de Bondsdirecteur erop gewe zen heeft, dat den leden jaarlijks een ledenlijst wordt toegezonden, bevattende alle gegevens van de leden van den Bond en de zaken die zij exploi teeren, terwijl veranderingen regelmatig in het Officieel Orgaan van den Bond worden gepu bliceerd. Nadat met betrekking tot artikel 8 namens het Hoofdbestuur is medegedeeld, dat onder het over nemen van een zaak niet wordt verstaan het over nemen van aandeelen en het Hoofdbestuur der halve niets van doen heeft met het verkoopen en koopen van aandeelen eener N.V., wordt dit arti kel aangenomen met aanteekening, dat de heer Barnstijn zich tegen de toelichting heeft verklaard. De heer Barnstijn heeft namelijk te kennen gege ven, dat er geen enkel bezwaar tegen moet be staan, dat het Hoofdbestuur van alle transacties in het film- en bioscoopbedrijf, welke ook, kennis moet kunnen nemen. Indien de transacties te goe der trouw zijn, kan daartegen volgens hem niet het minste bezwaar bestaan. Bij artikel 9 komt een amendement in behande ling van den heer Croeze, om de redactie van de daarin gestelde normen een nog meer positief karakter te geven en er tevens aan toe te voegen een norm, waarin wordt vastgelegd, dat toestem ming voor het nieuw gaan exploiteeren van een bedrijf of bedrijfstak gegeven zal moeten worden, indien bestaande exploitanten ter plaatse misbruik maken van monopolistische posities, ontstaan door prijsafspraken, onderling overleg, belangen gemeenschap, gezamenlijk aangaan van inkoop transacties e.d,, alsmede een amendement van den heer Uges, om de vraag, of bestaande bedrijven of bedrijfstakken in de behoefte voorzien, zulks met het oog op vestiging van een nieuw bedrijf of be drijfstak, te doen beoordeelen door de desbetref fende afdeeling of bedrijfstak en het bepaalde omtrent outillage, inrichting, veiligheid, etc, ook te doen gelden voor een filmfabriek of een studio. De Bondsdirecteur ontraadt namens het Hoofd bestuur aanneming van bedoelde amendementen, Naar het oordeel van het Hoofdbestuur kon de door den heer Croeze voorgestelde redactie van artikel 9.A geen verbetering worden geacht, met het oog op het positieve karakter van de normen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 9